Jouwert Postma


Fukuoka #2 Main      Fukoka #21 Nakama


In Japanse
Gevangenschap

Jouwert Postma
geb.
28-juni-1917 Tietjerksteradeel

Aantekeningen over mijn oorlogsjaren

I.De Japanse Aanval
Het is vroeg in de ochtend, maandag 8 december 1941, op het Nederlandse Marinevliegkamp "Morokrembangan" te Soerabaja. Er wordt ochtendappel geblazen. Iedereen treedt aan bij zijn bak. De gebruikelijke commando's "Geeft acht!", gevolgd door "Naar rechts richten!" klinken in de vroege morgen. Iedereen staat nu in de richting van het front. Na het commando "Staat" wordt appel gemaakt en rapport uitgebracht aan de officier van de wacht. Terwijl wij in de houding staan horen we in de kantine het Wilhelmus over de radio.

Al lange tijd voelden we de gespannen verhouding met Japan. En nu dringt het meteen tot ons door: de oorlog met Japan is uitgebroken! Na het appel horen we al verschillende geruchten die ons vermoeden bevestigen. De oorlog met Japan is nu een feit. Van een nerveuze spanning is echter niets te merken. Ieder van ons had dit al jaren verwacht. Eigenlijk is het eerder een ontspanning. Iedereen gaat dan ook normaal aan het werk. Japan is ook zo ver weg. En bovendien is Amerika er nog.

`s Middags kwart over een is het "voor de boeg", en houdt de eerste officier van het kamp een toespraak tot de bemanning. Er wordt melding gemaakt van de aanval van de Japanse vloot op Pearl Harbour. De aanval is uitgevoerd met vliegtuigen vanaf vliegdekschepen. Er wordt gemeld dat wij ons nu als gezamenlijke bondgenoten van het A B C D front in oorlog beschouwen te zijn met Japan. Van ons wordt nu vooral in deze moeilijke tijd gevraagd onze plicht te doen voor Koningin en Vaderland. Hierna wordt de plechtigheid besloten met driemaal een "hoezee" voor de Koningin.

Iedereen weet nu met zekerheid dat voor ons de strijd is begonnen. Maar wat zal dat voor ons gaan betekenen in de tijd die komen gaat? Wel weten we dat Japan een grote en sterke oorlogsvloot heeft opgebouwd, waarbij die van ons in het niet valt. In het tijdschrift "Onze Vloot" hebben we zelfs gelezen dat de Japanse vloot sneller en moderner is dan de Amerikaanse. Van onze eigen vloot weten we dat deze weliswaar goed geoefend is, maar klein en onvoldoende bevoorraad met materiaal om op krachten te blijven. Voor aflossing van de strijdende en beschadigde schepen bestaat eigenlijk geen gelegenheid. Maar evengoed denken we nog dat het wel los zal lopen. Waarschijnlijk zal het een harde strijd worden, maar de grote afstand zal ook de Jap ongetwijfeld parten gaan spelen. Bovendien zullen we nu op meer inzet vanuit Amerika kunnen rekenen, nu deze door de aanval op Pearl Harbour wakker is geschud. Pas later zal blijken dat door deze aanval de Amerikaanse vloot vrijwel was uitgeschakeld.

De eerste weken is alles nog vrij rustig, en van de oorlog is niet veel te merken. Alleen van de bemanningen van de vliegtuigen die terugkeren vernemen we iets van de oorlog. Hun toestellen keren na hun gevaarlijke verkennings- of bombardementsvluchten soms zwaar beschadigd terug. Ook horen we van de successen van onze onderzeeboten, die vaak met de vliegtuigen samenwerken. Het bericht dat de O-16 in de golf van Siam 4 Japanse transportschepen tot zinken heeft gebracht, en de K-12 een vrachtschip en een vijandelijke tankboot, wordt met vreugde ontvangen.

Langzaam neemt ook de bedrijvigheid op het vliegkamp toe. Deels door verhoogde opleidingen, deels door het toenemen van de missies voor de vliegtuigen. En dit alles heeft weer meer reparaties en meer goederenverkeer tot gevolg.

De komst en hulp van Amerikanen, die met hun vliegtuigen uit Manilla zijn gevlucht, zorgt voor nog meer bedrijvigheid. Zij zetten van hieruit de strijd voort door het uitvoeren van bombardementsvluchten. Maar velen van hen keren niet meer terug.

De "Catalina vliegboten" worden ook ingezet bij het oppikken van drenkelingen van door de Japanners tot zinken gebrachte schepen. Door de vele opdrachten wordt de bemanning van de vliegtuigen oververmoeid. Hierdoor ontstaan soms vliegtuigongelukken. Dit was een van de gevolgen van onze geringe sterkte.

Het is nu zondag, 10 januari 1942. We horen dat de Japanners hun eerste landing op Nederlands Indisch grondgebied (Tarakan) hebben uitgevoerd. Piloten hadden al eerder gemeld dat Japanse konvooien onderweg waren in die richting. En zo zien we nu dat de zaak langzaam wordt opgerold. De vijandelijke vloot komt steeds dichterbij. En nu komen wij ook binnen het bereik van hun vliegtuigen.

Japanse aanval op ons kamp

Het is nu 10 uur `s ochtends, 3 februari 1942. Luchtalarm. Soerabaja wordt voor de eerste maal door Japanse vliegtuigen aangevallen. Op het vliegkamp worden de alarmposten bezet. Om het kamp is een bewaking van het K.N.I.L., en in het kamp staan enige mitrailleurs opgesteld ter verdediging tegen luchtaanvallen. Er is een goed georganiseerde brandwacht, met posten over het hele kamp verspreid, waarvan de centrale berichtgeving ondergronds in het kantoorgebouw is ondergebracht. Hier bevindt zich tevens het radiostation voor de marinevliegtuigen. Dit is het centrale punt waar inkomende en uitgaande berichten worden verwerkt. Ook de informatie van de bewakings- en brandposten wordt hier verwerkt. De pas gearriveerde luchtafweer van de Engelse Royal Air Forces is opgesteld rond het kamp.

Het eerste doelwit van de Japanners op het eiland Java is ons kamp. De in het water liggende vliegboten zijn een gemakkelijke prooi voor de Japanse jachtvliegtuigen. Hun Navy O's hadden al veel van onze vliegtuigen naar beneden gehaald. Dit kwam doordat zij een betere en sterkere bewapening aan boord van hun vliegtuigen hadden. Ik zie jagers opstijgen van het vliegveld Perak te Soerabaja. Van de 9 jagers die ik heb zien vertrekken, is er uiteindelijk maar een teruggekomen.

Na enige tijd beginnen de bombardementen. Doelwit is ons vliegkamp. De aanval is, althans voor de Japanners, niet erg geslaagd, want van de 150 uitgeworpen bommen vallen er slechts 4 binnen het kamp, welke bovendien nog weinig schade aanrichten. In de stad zijn ook enige bommen gevallen, waarbij enkele doden en gewonden te betreuren zijn.

Een paar dagen later wordt het bombardement op ons kamp nog eens herhaald. Nu is het echter wel raak. Het is `s morgens, na het tweede ontbijt, ongeveer half tien. Het luchtalarm klinkt. Bij het vorige luchtalarm zat ik in een bovengrondse betonnen schuilplaats. Omdat je je daarin wat opgesloten voelt, en niets kan zien van wat er gebeurt, zoek ik nu mijn toevlucht in een greppel net buiten het kamp. Na ongeveer 5 minuten zien we 27 vliegtuigen hoog in de lucht aankomen. Ik zie de bommen van de vliegtuigen los komen, en waarschuw om dekking te zoeken. Ik lig nog maar net in de greppel, half onder een stuk beton, of het regent bommen. Het hele kamp is getroffen. Op verschillende plekken ontstaat brand. Er zijn ontploffingen van in de vliegtuigen aanwezige munitie en bommen. Er is een grote ravage aangericht. Hiermee vergeleken is het aantal slachtoffers gering. Velen konden tijdig een schuilplaats vinden. Toch zijn er enkele doden te betreuren. Zelf ben ik er nog goed vanaf gekomen. Vlak voor en achter mij is een serie bommen ingeslagen. Deze kwamen pas tot ontploffing nadat zij in de zachte grond waren doorgedrongen. Hierdoor was er weinig scherfwerking, en kreeg ik alleen de modder over mij heen.

Na deze aanval wordt ons kamp aanvankelijk met rust gelaten. Weliswaar is er iedere dag om dezelfde tijd luchtalarm, maar dit is dan meestal bedoeld voor het marinecomplex in de haven. Ook de marinevliegopleiding op het vliegveld Madioen wordt aangevallen. Af en toe is er weer een bombardement op ons kamp. Wanneer ik geen wacht heb in de centrale, ga ik dan meestal naar de rand van het kamp en vliegterrein. Hier kan je de situatie beter overzien dan in de koepelvormige, warme schuilplaatsen.

In verband met te verwachten luchtlandingen door Japanse parachutisten krijgen we bij ieder luchtalarm wapens en munitie uitgereikt. Naderhand dragen we deze altijd bij ons, ook wanneer we naar de stad gaan. Er komt nog geen eind aan de bombardementen.

Zondag 1 maart 1942. Dit wordt een dag om niet te vergeten. `s Morgens om 7 uur begint het luchtalarm. En dit was de hele dag niet meer van de lucht. Grote branden in de haven en op het Marine complex, welke gepaard gaan met hevige ontploffingen. Om 11 uur moeten alle manschappen zich verzamelen. We krijgen van de eerste officier, overste Schraver, te horen dat er reeds landingen op Java hebben plaatsgevonden met als doel Soerabaja te omsingelen. Deze Japanse actie kon door de K.N.I.L. worden verhinderd. De marine moet zo spoedig mogelijk naar een andere plaats, vanwaar de vijand beter bestreden kan worden. Waarschijnlijk zullen we proberen Australië te bereiken.

Vertrek van Soerabaja naar Tjilatjap

Alleen de hoogst nodige bagage mag meegenomen worden, en eten voor twee dagen. Ik heb pech, want mijn motorfiets is door bomscherven getroffen. Er zit een gat in de benzinetank. Dit maakt het er niet eenvoudiger op. Ik kan alleen de beste spullen vanuit de kazerne naar mijn kamer in de stad brengen, aan de Reiniersboulevard 178. Hierna ga ik op weg naar het spoorwegstation Kotta, waar we om 1 uur aanwezig moeten zijn. Op het perron is het een grote drukte van Marinepersoneel welke geëvacueerd wordt. Er zijn veel familieleden om afscheid te nemen. Wie weet voor hoe lang. Misschien voor velen wel voor het laatst.

Eindelijk, vertrekt de trein. Onderweg is er vaak vertraging door luchtalarm. De reis gaat `s nachts door. Een aantal keer blijft de trein midden in het land een hele tijd stil staan. In de verte horen we ontploffingen. Er gaan geruchten dat de Japanners snel oprukken, en dat onze mensen het vliegveld Madioen opblazen. Pas de volgende ochtend komen we in Tjilatjap aan. Hier is het ook de hele ochtend luchtalarm. Omdat het bij de haven de meest gevaarlijke plek is verspreiden we ons zoveel mogelijk bij een nabijgelegen kampong. Ieder moet hier zelf maar zien aan de kost te komen. Vanuit Soerabaja hebben de meesten wel iets te eten meegenomen.

`s Middags is het meel laden en reddingsvesten aan boord brengen. Daarna op zoek naar een schip. Er liggen er drie in de haven. Een is al vol, de tweede is een oude K.P.M. boot en geeft ons geen vertouwen voor een goede vaart. Het enige schip wat nog overblijft is de Tjisaroea, dus daar gaan we aan boord. Pas later zou blijken dat dit schip pech had, en maar een snelheid van slechts 10 mijl kon halen.

Vertrek uit Nederlands Indië

Tegen 10 uur in de avond vertrekken we uit de haven. Onze vliegtuigen hebben Japanse schepen verkend, die ver van de kust in zee lagen. We zullen dicht langs de kust varen om zodoende uit hun buurt te blijven. Daarna kunnen we dan oversteken naar Australië.

Het is nu 3 maart 1942. We varen dicht onder de kust, en hebben een mooi uitzicht op de zuidkust van Java. Omdat ons schip een vrachtboot is hebben we niet veel comfort aan boord. Er is maar een kleine keuken, en dan valt het niet mee om voor een paar honderd man eten te koken. Het voedsel is dan ook weinig en slecht. `s Morgens rijst met wat jam. `s Middags rijst met uien. `s Avonds weer rijst met jam. Met het meel dat we hebben kunnen we niets beginnen, aangezien aan boord niet op grote schaal gebakken kan worden.

4 maart 1942. `s Nachts is er koers veranderd. We zitten nu midden op zee. Sommigen hebben genoeg van de rijst met jam en beginnen stiekem noodrantsoen uit de reddingsboten te halen, hetgeen streng verboden is. Om 10 en 12 uur worden we opgemerkt door een Japans vliegtuig. We moeten ons aan boord zoveel mogelijk schuil houden om te voorkomen dat ze in de gaten krijgen dat hier militairen vervoerd worden.

In de middag, het is tegen 5 uur, zien we aan de horizon schepen dichterbij komen. Vermoedelijk zijn het Amerikanen.

II.De gevangenneming

De schepen die ons achterop komen blijken echter Japanse torpedojagers te zijn. We krijgen het sein "STOPPEN EN BIJDRAAIEN". In de verte zien we zelfs zware kruisers naderen. Terwijl al hun lanceerbuizen en kanonnen op ons zijn gericht komen de jagers dichterbij. Aan weerszijden van ons schip komt nu een Japanse jager. Nadat er seinen over en weer zijn gewisseld zien we de Japanse prijsbemanning aan boord van hun sloep gaan, en naar ons schip varen. Bij ons aan boord wordt de statietrap naar beneden gelaten, en we zien meteen de Japanse officieren en matrozen aan boord komen om de belangrijke posten zoals de brug, machinekamer en verschillende posten op het dek te betrekken. De Nederlandse vlag wordt door hen naar beneden gehaald en de Japanse vlag gehesen. Tevens wordt op de dekken de Japanse rode bal aangebracht als teken voor hun vliegtuigen.

Wanneer de grote schepen zijn gearriveerd krijgen we daar vandaan de prijsbemanning aan boord. Onze officieren en bemanning moeten op hun posten blijven om het schip naar de plaats van bestemming te brengen. Van de Japanse officier krijgen we nog een redevoering te horen. Hij zegt dat wij hun vijanden zijn en door hen in bezit zijn genomen. Vanaf nu moeten wij gehoorzamen aan de Japanse keizer. De reddingsvesten die we voor alle zekerheid om hadden gedaan, want we dachten ieder ogenblik in de grond geboord te worden, moeten we van hem afdoen. We staan nu "onder bescherming van de Japanse vloot".

In de avond komt het K.P.M. schip, dat gelijk met ons uit Tjilatjap is vertrokken, er ook nog bij. In konvooi varen we verder. Eerst een Japanse torpedojager. Dan een Japanse marinetanker, daarna ons schip, gevolgd door de "Dumeijer van Twist". Aan boord van dit schip hadden ze kans gezien de geweren aan de tegenovergestelde zijde van waar de vijand naderde, overboord te zetten.

5 maart 1942. We hebben weinig last van de Japanse matrozen die aan boord zijn. Enkelen van hen bekijken zelfs foto's met onze jongens. In de nacht zien een paar jongens kans om met een vlotje overboord te gaan. Van hen hebben we nooit meer iets vernomen.

6 maart. We varen door de straat Bali. Er staat hier een geweldige stroom, waardoor de schepen met moeite vooruit komen. Vooral het K.P.M. schip kan het niet bijhouden. Er wordt gezegd dat de Jappen het schip de grond in zullen boren als het achter blijf.

7 maart. In de Java zee op weg naar Makasar. Aan boord verloopt alles normaal, en we mogen ons vrij bewegen, alleen niet benedendeks.

Het kamp in Makasar

8 maart. `s Morgens komen we aan in Makasar, en gaan in de haven voor anker. `s Avonds worden we op een niet al te zachtzinnige wijze met landingsboten van boord gehaald. Aan wal worden we in groepen ingedeeld, moeten hurken op de grond, en krijgen een strenge bewaking van het Japanse leger. Om middernacht worden we in looppas met stokken naar de gevangenis gedreven. Hier komen we met 17 man in en cel te liggen. Deze is normaal bestemd voor 4 man. Van het lopen waren we al warm geworden, en in de cel wordt het nu helemaal snikheet. Het zweet breekt aan alle kanten uit. Van vermoeidheid vallen we, gedeeltelijk over elkaar gelegen, toch nog in slaap.

De volgende ochtend bij het daglicht kunnen we zien waar we zijn. Erg prettig is het hier niet want we zitten helemaal in het uiterste plekje van de gevangenis, op ongeveer 4 meter afstand van een open toilet. Deze stinkt nu behoorlijk door de overbevolking van de gevangenis.

Later op de dag blijkt dat de bewakers onze cel vergeten zijn, daar de anderen gegeten en gelucht hebben, en wij nog steeds zonder iets in de cel zitten. Wanneer we ontdekt worden maken de Japanse soldaten ons bang. Ze zetten ons in een rij. Een inlandse politieagent krijgt opdracht om ons met zijn sabel de hoofden af te slaan. De agent durft dit echter niet, en staat verdwaasd te kijken. Na een moeizame gedachtewisseling krijgen we eindelijk eten: 4 kleine meelkoekjes. Met het luchten moeten we looppassen op de binnenplaats, en worden schoongespoten met water uit een slang van de brandleiding.

Vanuit de gevangenis moeten we allerlei werkzaamheden verrichten, zoals kolen laden in de haven en het opruimen van puin. De voeding bestaat uit twee keer per dag een beetje rijst met een stukje gezouten vis ("ikang kring). Wij hebben geen eetgerei dus een ieder moet zich zelf maar behelpen. Enkelen zijn nog zo gelukkig dat ze een blikje hebben. Velen moeten het doen met een hoed of zakdoek waar ze de rijst in halen, en het dan bij gebrek aan lepel en vork met de vingers naar de mond brengen. Wanneer we gingen werken kregen we tevens nog een klein stukje droog brood.

De Jappen hadden verboden om van de inlanders eten te kopen. Toch gebeurde dit door honger gedreven maar al te vaak. Er werden dan buiten het kamp pisang (banaan), pompaja, koela djawa (suiker), pinda's, ting-ting en verschillende soortgelijke etenswaren gekocht. Wanneer de Japanse bewakers dit zagen werd het meestal met de nodige stokslagen bestraft. Ook gebeurde het vaak dat we bij aankomst in het kamp gefouilleerd werden. Dit leverde voor de Jappen soms een hele goede buit op. De goederen werden dan in beslag genomen, en de daders ondergingen de straf in de vorm van stokslagen en vuistslagen in het gezicht.

Tweede kamp in Makasar

4 april 1942. We krijgen een betere ligging doordat we overgaan naar een kampement welke voorheen in gebruik was bij het K.N.I.L.. Dit kamp is gelegen aan de buitenkant van Makasar aan de weg langs de kust. Hier blijken al veel krijgsgevangenen aanwezig te zijn. Velen van hen zijn drenkelingen van de schepen die zijn vergaan in de slag op de Java Zee. Onder hen tref je zowel Amerikaanse, Engelse en Nederlandse schepelingen aan. Dan zijn er nog soldaten van het K.N.I.L. die pas gevangen zijn genomen. Hun commandant was overste Gortmans, bijgenaamd "Jan Oorlog", die toen Java reeds was gevallen de strijd boven Makasar heeft voortgezet. Daar de vrouwen en kinderen te Malino allen in handen van de Jappen waren en zij deze als gijzelaars gebruikten, werd de overste genoodzaakt tot onderhandelen over te gaan. Hierbij maakte hij gebruik van een list. Voor de onderhandelingen kleedde hij verschillende van zijn manschappen als officier, en hij vroeg een wapenstilstand van 10 dagen om gelegenheid te krijgen zijn troepen uit de bergen terug te trekken. Door deze grootspraak bracht hij de Jappen in de veronderstelling dat hij nog een groot leger achter zich had staan. Hierdoor zag hij kans verschillende voordelen te verkrijgen, zoals de verdeling van de voorraden levensmiddelen onder de vrouwen te Malino en de krijgsgevangenen, en voor de officieren het behoud van hun sabel.

Bij aankomst in het kamp worden de daarin gevangen gezette Chinese burgers vrij gelaten. Het eten is hier iets beter dan in de gevangenis. `s Morgens droog brood met koffie, `s middags een kleine portie rijst met sajoer (groentesoep), een enkele keer met een stukje vlees, en `s avonds rijst met een stukje gezouten vis. De barakken waar wij in verkeerden werden elke dag schoon gemaakt en het kamp drie keer per dag. De Jap was er wel voor dat alles er zindelijk uit zag. Elke dag werd er een ploeg ingedeeld die speciaal de goten in en de sloot langs het kamp schoon moest houden.

Vaak kwamen Japanners van schepen die in de haven lagen ons kamp bezichtigen. Als er dan hogere officieren bij waren moest een ieder in de houding staan en een buiging maken wanneer zij passeerden. Een enkele keer was het ook wel dat iedereen in de barakken moest blijven met de ramen en deuren gesloten. Dan mochten we helemaal niets zien. De Jappen waren vaak fel tegen het in bezit hebben van contrabande (vlees, suiker, pisang enz.). Soms vermoeden ze wapens. Dan werd er inspectie in het kamp gehouden. Dit was altijd een erg gespannen gebeuren, omdat er altijd wel personen waren die iets te verbergen hadden. Men zag ze dan gaten in de grond maken waarin ze de contrabande verstopten. Soms werd dit door de Jappen gezien die regelmatig door het kamp patrouilleerden, en dan volgden er zware straffen. Het gebeurde wel dat ze met degenen die gesmokkeld hadden een hele dag bezig waren. Wanneer er eieren bij de smokkelwaar werd aangetroffen werden deze de daders in het gezicht gegooid. Tegenover elkaar staande moesten ze elkaar de eieren in het gezicht gooien. De dooiers en doppen mochten ze niet uit het gezicht vegen. Degene die mis gooide was er niet zo best aan toe. Daarna moesten ze elkaar in het gezicht slaan. Vaak waren ze dan eerst al door de Jappen bewusteloos geslagen en daarna met water weer bijgebracht. Daarna moesten ze looppassen rond in het kamp zodat iedereen kon zien wat er met hen gebeurde. Ook inlanders die ons behulpzaam waren geweest kregen er op deze manier van langs.

Elke morgen worden afdelingen gevangenen uit het kamp gehaald voor werkzaamheden zoals grondwerk. Meestal vertrekken een driehonderd man Engelsen naar het vliegveld, velen zonder schoenen aan de voeten. Verder is er het kolen laden in de haven, wat echter al spoedig afgelopen is. Dan het puinruimen en vernielde olietanks slopen. Verlaten huizen met de tuintjes worden opgeruimd zodat deze in gebruik genomen kunnen worden door Japanse gouvernementsambtenaren.

De huizen worden leeggehaald en de inboedel wordt naar een verzamelplaats gebracht, van waar er veel waardevolle spullen naar Japan worden verscheept. De rest blijft staan. Hieruit kunnen de Japanse ambtenaren alles uitzoeken wat ze kunnen gebruiken voor het inrichten van het aan hen toegewezen huis. Ook voor de Japanse geisha's worden huizen ingericht. Het is interessant om in het oude fort van omstreeks 1700 te werken. Op die oude muren en door de gangen te dwalen waar in vroegere tijden onze pioniers zich vaak in moeilijke omstandigheden hebben moeten te weer stellen om hun bezittingen te verdedigen tegen op roof beluste inlanders.

In het fort zijn nu kantoren en opslagplaatsen ondergebracht, en in het midden staat een kerk. Het is nu de bedoeling het een en ander bewoonbaar te maken voor de Japanners, en het als doorgangsverblijf in te richten. Bij het opruimen worden veel oude en antieke voorwerpen stuk gegooid en oude boeken, documenten, koopcontracten en dergelijke worden verbrand.

Langzamerhand wordt de voeding in het kamp iets beter en komen er leesboeken uit de leegstaande huizen en van de bibliotheek in de stad. Het hebben van deze lectuur is een hele vooruitgang in het soms eentonige kampleven. Op het sportveld mocht af en toe sport beoefend worden. De werkzaamheden buiten het kamp zorgen voor de nodige afwisseling, maar brengen wel risico's met zich mee. Een voordeel is dat we dan weer even in de buitenwereld komen. Het werk is niet altijd even mooi, en je kan vaak ook beter thuis blijven, maar desondanks lokt het naar buiten gaan altijd omdat je dan weer eens de kans krijgt om aan iets extra's te eten te komen. Een enkele bewaker staat dit wel eens oogluikend toe. Zo'n bewaker krijgt dan al gauw de bijnaam van ome Jan of ome Piet. De meesten staan het echter niet toe, en dan worden er slagen uitgedeeld. Joshida (de goudtand) is de gevreesde en wrede beul van het kamp die steeds klaar staat om de gevangenen af te ranselen, en waar je dan ook elke minuut voor uit moet kijken.

Tijdelijk is er ook werk op een eilandje voor de haven. Degenen die daar werken zijn terecht gekomen in het eldorado van de krijgsgevangenen. We krijgen hier van de Jappen veel vrijheid, en tijdens het schaftuur gaan de meeste Jappen naar de stad. Hierdoor krijgen we gelegenheid wat voedsel van de inlanders te kopen. De schafttijd is vrij lang waardoor we ook nog wel eens gelegenheid hebben in zee te zwemmen. Ook bij het opruimen van de B.P.M. olietanks komen we in de middag wel eens in de gelegenheid om te zwemmen. Hier was echter meer controle aangezien hier de Japanse koelies (Koreanen) gelegerd zijn.

Vluchtpoging van enkelen, gevolgen voor allen

9 september 1942. Luitenant ter Zee De Haan, militair matroos Entrop en sergeant Pellentje vluchten, na zorgvuldige voorbereiding, uit het kamp. De Jappen zetten 20 man, gekozen uit de omgeving van degene die gevlucht zijn als gijzelaars in de cel. Het hele kamp wordt door de Japanse soldaten afgezet en grondig onderzocht naar wapens, kaarten, schrijfpapier en andere verboden artikelen. Grote consternatie in het kamp. Een gevangene valt flauw van de commotie. De gevangenen worden buiten de barakken in groepen opgesteld tot de inspectie is afgelopen. Deze neemt echter een zeer lange tijd in beslag. De zwaarden die de K.N.I.L. officieren hadden mogen behouden moeten nu worden ingeleverd. Enkele officieren trachten deze eerst onbruikbaar te maken door ze met de scherpe kant tegen de stenen te slaan. De 3 ontvluchtten worden `s middags met behulp van de bevolking weer opgespoord. `s Avonds worden ze door soldaten het kamp binnen gebracht. Door de zware mishandeling zagen zij er slecht en troosteloos uit. Ze werden uit de vrachtauto gegooid en in een cel gevangen gezet.

11 september. Geen van de gevangenen mag nog "lang" haar dragen. Ieder moet zich kaal laten knippen. Tevens worden de gevangenen bijeen geroepen voor het aanhoren van een Japanse proclamatie. Hierin wordt gezegd dat de drie gevangenen die hebben getracht te ontvluchten onthoofd zullen worden. Niet alleen zij, maar ook de gevangenen in de zaal, en vooral degenen waar ze naast sliepen, zijn schuldig en hebben de doodstraf verdiend. Echter, omdat van onze zijde meteen de ontvluchting is gemeld heeft de Japanse commandant een gunstige verdediging gevoerd voor de gijzelaars en zal de doodstraf niet op hen worden toegepast. Zij blijven echter in de cel gevangen.

14 september. De drie veroordeelden worden onthoofd en met hen nog 2 anderen. Dit zijn een officier en een matroos telegrafist van de marine. Zij waren met een prauw vanuit Australië naar Celebes gekomen om contact te krijgen met afdelingen van het K.N.I.L. die de bergen voor de Jappen nog onveilig maken. Deze twee militairen zijn blijkbaar door de bevolking aan de Jappen verraden. Vooral de Boeinesen zijn fel tegen de Nederlanders gekant. De Jappen willen omtrent de laatste twee gevangenen geen mededeling aan ons doen.

Er gaat meer veranderen

Er gaan geruchten dat een groot aantal van de inwoners van het kamp moeten vertrekken naar elders. Er gaan lijsten rond waarin wordt gevraagd naar naam, beroep, enz. Tevens moeten we les nemen in Japanse manieren zoals buigen, groeten, enz. Alles wijst er op dat ze iets met ons van plan zijn. Dagenlang moeten we exerceren en Japanse commando's leren. In verband daarmee mogen we de werkzaamheden buiten het kamp niet meer verrichten. Het een en ander wijst er op dat dit het begin is van een voor ons nog onbekende toekomst. Velen zouden liever hier blijven omdat het vervoer steeds riskanter wordt en we niet weten waar we zullen belanden.

14 oktober 1942. De 1000 man die aangewezen zijn voor vertrek moeten met hun bagage, welke genummerd is, aantreden op het exercitieveld voor controle van de bagage. Er mag niet zo veel worden meegenomen. Daarna marcheren we in groepen naar de haven. Hier krijgen we een toespraak van de commandant van Makasar en de commandant van het schip. Zij wensen ons een goede reis en verzekeren ons een behouden overtocht aangezien de Japanse vloot oppermachtig is. Na deze toespraak gaan we een voor een aan boord van het 20.000 ton metende schip de "Asama Maru". De gelukkigen komen in hutten te liggen welke op een vrij behoorlijke wijze worden volgemaakt. Eerst de slaapplaatsen, daarna de vloer, zodat ieder een ligplaats heeft. Het resterende deel van de gevangenen wordt in het ruim opgeborgen. Daar is het niet zo best, en erg warm.

15 oktober. Vertrek uit de haven. In het schip is het erg warm, en we mogen niet aan dek komen. De voeding valt niet tegen en is vrij goed te noemen. Al is het niet veel, we krijgen toch nog drie keer per dag iets te eten. `s Morgens rijst met prei, `s middags en `s avonds rijst met sajoer. Later zouden we vernemen dat er transportschepen waren waar de gevangenen maar een keer per dag iets te eten kregen, en dan ook bijna geen drinken. In de straat van Makasar worden we gekonvooieerd door een oorlogsvaartuig. Later vaart ons schip alleen verder en bestaat er de gelegenheid in groepen aan dek te luchten. Wassen is alleen mogelijk met zout water.

22 oktober. Het klimaat wordt koeler: we merken dat we naar het noorden varen en dus steeds dichter bij Japan komen.


III.Aankomst in Japan

23 oktober 1942. Aankomst in de Baai van Nagasaki. We mogen op het voorschip (de bak) aan dek komen en zien daar de mooie baai, het drukke verkeer van de veerboten, en het aan- en afvoeren van vrachten naar de scheepswerven. Het een en ander geeft niet zo'n bemoedigende indruk, daar we wel kunnen zien dat het niet zo'n florissante bedoening is.

24 oktober. We worden met een houten veerboot, waarin alles schudt en trilt wanneer de machine bijstaat, naar de wal gebracht. We komen aan op een eilandje in de baai van Nagasaki in de nabijheid van een grote scheepswerf. Een menigte van Japanse werklieden komt naar buiten om de nieuwe aanwinst werklieden (krijgsgevangenen) te zien.

Aan de wal moeten we aantreden, tegelijk met de matrozen die ons met de veerboot gehaald hebben en de soldaten die de bewaking over het kamp zullen krijgen. De soldaten lopen gewapend met geweer en bajonet op. We zijn allen onder de indruk van hetgeen we zien, want we wisten niet wat ons te wachten stond. De gammele houten huisjes en de schamele kleding geven ons geen aanleiding om opgewekt te zijn. We zien de toekomst somber in.

Nadat het geheel geïnspecteerd en geteld is gaan we met medeneming van onze bagage naar een groot plein. Dit is een met rotsen gedempt stuk van de zeekust, door ons al gauw aangeduid als "rode plein".

Hier zitten we vele uren. We verorberen een broodje. We horen redevoeringen aan die we niet kunnen verstaan omdat we de taal niet kennen, en de vertaling gebrekkig is. Grote redevoeringen horen er in Japan nu eenmaal bij, dat hebben we wel gemerkt. Het enige dat we van de rede wel begrijpen is dat we moeten werken en leren geduld te hebben. Als we hard werken gaat de tijd des te sneller voorbij en zijn we zoveel eerder terug bij hen die ons dierbaar zijn. Dit verkondigt de directeur van de werf, en ook de kampcommandant houdt zijn betoog. We zijn blij als het afgelopen is want we verlangen naar wat rust, en vragen ons af hoe het kamp er uit zal zien. `s Avonds gaan we verder.

Aankomst in het kamp

We lopen met onze bagage over een heuvel, en zien in het dal het kamp. Houten barakken aan de zeekust. De eerste indruk van hetgeen we zien valt ons niet tegen. Het is een nog nieuw gebouw, welke nog niet geheel voltooid is. Aan een lange gang liggen aan de rechterkant 18 kamers, elk bestemd voor 56 man. In de kamers zijn aan weerszijden twee boven elkaar gelegen vlieringen, waar per vliering 14 man naast elkaar kunnen slapen, Hier liggen reeds drie groffe dekens en een overjas op ons te wachten. De overjas mag alleen binnen het kamp gedragen worden. Het eten kan meteen gehaald worden: rijst met sajoer (groenten in water). `s Avonds merken we wel dat de dekens en jas terdege nodig zijn. Pas uit de tropen gearriveerd, vinden we het `s nachts erg koud. Dit komt ook doordat de barakken nog niet volledig afgebouwd zijn en er veel kou naar binnen komt. Opmerkelijk is het dat zelfs de Japanse wacht `s nachts toekeek of we wel voldoende toegedekt zijn, dit waarschijnlijk op order van de kampcommandant.

De eerste dagen blijven we in het kamp voor het registreren en het ondertekenen van papieren, waaronder een stuk dat we niet zullen proberen te ontvluchten. Dit was toch al onmogelijk omdat we direct ontdekt zouden worden wegens het grote verschil in uiterlijk en gestalte met de Japanners. We zien dat het kamp de naam heeft van Fukuoka II.

28 oktober 1942. Naar het "rode plein" voor het indelen in werkgroepen. Hierbij is een tolk aanwezig. Wij worden in de gelegenheid gesteld te proberen ingedeeld te worden bij een van de verschillende vakgroepen op de scheepswerf. Zoals boorder, klinker, lasser, steigerbouwer enz. Er zijn echter altijd te veel liefhebbers voor de mooie vakken, en zodoende worden er toch velen gedwongen bij minder aanlokkelijke werkzaamheden ingedeeld te worden.

Zelf was het mijn bedoeling om bij de timmerlieden ingedeeld te worden. Maar hiervoor zijn echter 200 liefhebbers, waarvan er maar 16 nodig zijn. Nu kom ik terecht in een groep van 26 steigerbouwers. Achteraf ben ik hier 3 jaar werkzaam geweest.

Werken op de Scheepswerf

2 november 1942. Vandaag beginnen we met de werkzaamheden op de scheepswerf. De eerste tijd valt het werk ons daar erg moeilijk. Er komt haast geen eind aan de dag. Vooral in de winter veel kou, weinig voeding en kleding. Je weet dan bijna niet waar je het zoeken moet om een beschut plekje te vinden tegen regen en koude wind. Vooral omdat we onder strenge bewaking staan kunnen we dan moeilijk weglopen om een beschut plekje te zoeken. Velen proberen, door honger gedreven, iets eetbaars uit de spoelington van de Japanse werklieden te halen. Het zijn voor ons lange dagen waarin we voor ons zelf geen tijd hebben. `s Morgens om 5 uur is het reveille. Daarna appel, wat tot 6 uur duurt. Dan eten, en om 6.30 uur naar het "rode plein" waar we in groepen worden ingedeeld om vervolgens naar de werf te gaan. Hier beginnen de werkzaamheden om 7.30 uur. Het werken is gevaarlijk vanwege vallende bouten of stukken ijzer. Tevens moet je oppassen om zelf niet van grote hoogte te vallen.

We voelen er niet veel voor om in ons nadeel hard te werken, ofschoon er ook zijn die voor een stukje brood heel wat extra's willen doen. Als je even wilt uitrusten dan moet je er op letten niet gezien te worden door de kaigoen (marine) of de werfpolitie. Was dit het geval, dan kreeg je een flinke aframmeling. `s Middags om 12 uur is er een half uur schafttijd om de honger iets te stillen. We krijgen een sardineblikje rijst, dat door de hongerigen snel is verorberd.

Om 5 uur is het aantreden, er wordt genummerd: "iets, nie, san, sie, go, roko, sietsi, hadsi, kjoe" enz. Klopte het aantal dan gaan we om 5.30 uur terug en komen om 6.00 uur in het kamp aan. Als er voldoende water is kunnen we ons wassen, om daarna als hongerige wolven op de rijst met sajoer aan te vallen. Zo nu en dan is er een stukje vis bij, welke dan met kop en staart verslonden wordt. Geen rijstkorrel blijft op tafel liggen. In het begin zijn de meesten na het werk zo moe en koud, dat ze van ellende op hun tampat gaan liggen, gekleed onder de dekens om dan toch maar iets warm te worden. Omdat er nog geen plafond in de barakken is aangebracht kan het erg koud zijn. Sommigen gaan langzaam eten, dan hebben ze er langer plezier van, en denken daardoor de honger iets te kunnen verdrijven.

`s Avonds om 7.45 uur is het klaarmaken voor appel, kamer aanvegen en netjes maken. Dan om 8.00 uur het appel, wat om 9.00 uur is afgelopen. De ene officier van de week heeft met de inspectie weer langer werk dan de ander. Wij moeten dan goed in de houding staan, goed gericht, geknipte haren, niet bewegen of lachen. Dat laatste valt voor een ieder van ons soms niet mee. Hou je maar eens goed wanneer die Jappen van die rare brullen geven. Als er iets niet in orde is komt het de hele kamer duur te staan. De eerste uren niet slapen, of een pak rammel voor de dader of de hele kamer looppassen om het kamp. Wanneer alles goed verliep konden we om half tien gaan slapen.

In de zomer hebben we veel last van wandberen (wandluizen), luizen en vlooien. In de winter moeten we `s nachts ook veel naar de WC vanwege diarree. Ga je naar de WC dan moet je eerst een plankje met Japanse letters aan de slaapplaats hangen zodat de schildwacht kan zien waar je bent. Ben je dit vergeten, dan kan je je klaar houden voor een pak slaag of het verdere gedeelte van de nacht bij het wachtlokaal staan. Daar kan iedere soldaat hardhandig tegen de ongelukkige optreden. Er zijn dagen dat de soldaten om het minste of geringste beginnen te slaan. Wij veronderstellen dan dat de Jappen waarschijnlijk zware verliezen hebben geleden.

Het tellen, vooral in koude en regen, voordat we naar de werf gaan, vergde veel van ons geduld. We worden per dag dan ook maar even acht keer geteld. En dan naar de werf lopen, niet spreken, goed in het gelid lopen, en in de pas blijven. Vooral wanneer we dichter bij de werf komen staat er om de 200 meter een kaigoen te kijken of alles naar wens verloopt. Is er iets niet naar hun zin, dan wordt je meegenomen naar het wachtlokaal, waar de straf in stikslagen door de onderofficier van de wacht wordt bepaald.

Vanwege de kou ontstaat er longontsteking, en bij gebrek aan medicijnen en versterkend voedsel komen er de eerste winter veel sterfgevallen voor. Zelfs drie op een dag. Ook was er veel infectie. Deze wordt door de omstandigheden vaak erger, en is vrijwel niet te genezen. Het enige dat je kan doen is zo veel mogelijk schoonhouden van de wond. Pas later kwam er voor de zuivering van de wonden een bad met zwavel oplossing.

Bijna iedere dag worden er straffen uitgedeeld. De krijgsgevangene is niet altijd iemand die precies doet wat de Jap zegt. We verstaan wel eens iets verkeerd of begrijpen het niet. Gaan slapen onder een schip, uitzien of er nog iets te roken valt, een wandeling maken over de werf, een vriend opzoeken, een paar uur wegblijven op weg naar de WC, handelen met een Japanner, stelen van olie en vet voor consumptie, gappen van isolatieband en soda e.d. voor de ziekenboeg. De Japanners verstrekken bijna niets voor de behandeling van de zieken en er zijn velen die met wonden lopen. Dan zijn er nog de kranten en het nieuws waartegen de Jappen wel heel erg gebeten waren. Verschillende malen worden we gefouilleerd waarbij we met de handen omhoog op de straat moeten knielen totdat het fouilleren is afgelopen. Soms wordt er wel een kleinigheid gevonden, maar waar het hun om gaat, de kranten en het nieuws, wordt niet gevonden. Vaak worden we van tevoren al op de hoogte gebracht, soms ook wel door de Jappen.

Door verraad van een van de krijgsgevangenen, die voor wat eten zijn maten verried, en door hevige marteling van verdachte gevangenen, komen ze er uiteindelijk toch achter. Twee man zijn hevig geslagen en gemarteld in een cel opgesloten. De Japanner die de kranten leverde is waarschijnlijk gedood. Ondanks dit alles bleven de geruchten steeds aanhouden, alleen nu onder meer bedekte vorm.

Door de honger gedreven zijn er gevangenen die, wanneer zij de kans schoon zien, voedsel stelen uit kombuis, goedangs, en zelfs van mede krijgsgevangenen. Het is zelfs gebeurd dat, toen iemand zat te bidden, zijn eten werd gestolen. En al worden de dieven vaak achterhaald en gestraft, toch blijven deze misdrijven steeds aanhouden.

Uit de kombuis worden in een nacht 80 broodjes gestolen, terwijl een koek met boter, bestemd voor de Japanse commandant, door de dieven werd opgegeten. Zelfs onder het schildwachthuisje waar de rode-kruis blikjes stonden opgeslagen zag men kans enige van deze weg te halen. In de rode-kruis goedang is ingebroken en een pakket leeggehaald. Na de ontdekking daarvan wordt tevens bemerkt dat er een 4-mans pakket is verdwenen.

Het hele kamp krijgt geen eten zolang de daders niet worden aangebracht. Het onderzoek in het kamp blijft echter zonder resultaat. `s Middags krijgen we weer eten. De dader komt pas na een maand aan het licht. Zijn buurman merkt op een nacht dat hij met een levensmiddelenpakket bij zijn tampat aankomt. Hij had dit pakket zolang in een lege kamer onder kolling verstopt.

Op een dag krijgen we drie maaltijden achter elkaar geen eten. Niet `s avonds, niet `s morgens en niet `s middags. De middagpot krijgen we `s avonds. De sajoer is dan al zuur. De aanleiding is dat er aardappelen uit de tuin waren gehaald, zelfs tot twee maal toe. Er komt een dader te voorschijn. Dit is echter voor de Japanse kok niet genoeg. Hij zegt dat er meer moeten zijn, omdat de diefstal op hetzelfde tijdstip gebeurde als de diefstal uit de kombuis. Aangezien nu het hele kamp de dupe is, komen er ook gevangenen in de weer om de daders te vinden. Het eten was al weinig, en nu helemaal niets. Dit veroorzaakt wel opschudding in het kamp. Onderling worden al dreigementen geuit, teneinde de daders te vinden. Uiteindelijk heeft de Jap het er bij gelaten en weer eten gegeven.

Echter, er was een grotere diefstal, die niet door de Japanners werd ontdekt. Dit betrof diefstal uit een noodrantsoen, opgeslagen onder een groot kantoorgebouw. In de schafttijd is hier wel eens een kist sardines weggehaald, terwijl de Jappen aan het eten waren. De spullen werden onder een schip gebracht, om daar opgegeten te worden of weggesmokkeld om `s avonds mee te nemen naar het kamp. Daar echter ook hun eigen mensen daar voedsel weghaalden bleven de krijgsgevangenen buiten verdenking.

Kerstdagen van 1942

In gevangenschap zijn de kerstdagen enigszins feestelijk te noemen. Van de Japanse kant wordt zelfs enige medewerking ondervonden. Waarschijnlijk een order van het Japanse hoofdkwartier van de krijgsgevangenkampen Fukuoka. Eerste kerstdag 1942. De werf verleent geen medewerking. We zouden een half uur eerder het werk beëindigen, maar dit kan niet de goedkeuring van de kaigoen en de werf verkrijgen.

In het kamp is er wel op gerekend dat we iets eerder van de werf terug zouden komen. De kamers waren versierd met wat groen en het eten stond al klaar op de tafels met als extra een appel en wat surrogaatkoffie. Als we aankwamen is alles koud. `s Avonds word er op de met handlampen verlichte binnenplaats kerkdienst gehouden door een Japanse predikant. Het gesprokene wordt door onze tolk vertaald. Hierna zingen we kerstliederen.

De eerste winter in Japan hebben we bijna in't geheel geen vrije dag. Ook op zondag is het doorwerken. Alleen met nieuwjaar stond het bedrijf een paar dagen stil.

In 1943 krijgen we met de kerstdagen vrij, en was het eten die dag iets beter. Een der gevangenen, een leraar, gaat voor in de kerstdienst. `s Middags zijn er muziek en voordrachten in de badkamer van het kamp. Ook kunnen er gelukwensen worden gezonden naar familie in Amerika (propaganda). `s Avonds worden er kerstliederen gezongen en worden foto's gemaakt. Waarschijnlijk voor tijdschriften om te laten zien hoe "goed" de krijgsgevangenen het bij de Japanners wel hebben. De Japanse soldaten kunnen dit alles zo'n dag bijna niet uitstaan, en dan moeten wij het, met hun slechte humeur, `s avonds weer ontgelden.

Kerstdag 1944 is wel de feestelijkste. `s Avonds na binnenkomst zien we de barakken van binnen met groen en gekleurd papier versierd, hetgeen door de thuisblijvers (koks, schoenmakers, kleermakers en timmerlieden) was verricht. De ene barak is al mooier dan de andere. Het eten is beter. We krijgen per man 20 mandarijntjes en nog iets uit de Amerikaanse rode-kruis pakketten.

De tweede kerstdag zijn we vrij van werken, en krijgen extra te eten. `s Morgens rijst en een soort gelatine met rozijnen. Dit laatste van het Amerikaanse rode-kruis. Om negen uur bijna een pond oebi (zoete aardappel) en twee zoete broodjes gevuld met bonen. `s Middags drie broodjes en bonen, om drie uur koffie (rode-kruis) en overgebleven zoete bonen. `s Avonds rijst met kerrie sajoer waarin vlees. Later op de avond nog 2 doubods (broodje gevuld met cornetbeef, wortelen en ui). De cornetbeef was afkomstig van het rode-kruis.

De kampcommandant verleent die dag veel medewerking. In het kamp worden we geheel vrij gelaten, zelfs de militaire groet was die dag niet verplicht. In de badkamer wordt kerstdienst gehouden, voorgegaan door een van de krijgsgevangenen. `s Middags cabaret en `s avonds worden kerstliederen gezongen op de binnenplaats. Dit was wel de beste dag in gevangenschap. De hoeveelheid eten die we kregen kunnen we zelfs niet op, en daarvan wordt tot de volgende dag bewaard. Als je aan het werk was had je ook des te meer trek. Velen van ons hebben nu ook wel hoop dat dit het laatste kerstfeest in krijgsgevangenschap is, en vooral op zo'n dag zie je uit naar de bevrijding.

Via informatie blijven we wel enigermate op de hoogte van de oorlogsomstandigheden, en merken dat de Jappen langzaam maar zeker teruggedreven werden. Maar we vreesden evenzeer ons lot, wanneer de activiteiten om hun eigen land te verdedigen zouden toenemen.

Na een grote zeeslag in de Stille Oceaan plakken de Jappen grote plakkaten aan op het "Rode Plein", waarop de grote verliezen van de Amerikaanse vloot worden weergegeven. Op de plakkaten zijn de verschillende soorten schepen en vliegtuigen geschilderd in zinkende of beschadigde toestand, met daarbij vermeld het aantal dat vernietigd is. Door de Japanse overwinning van de zeeslag gaf de Jap ons niet veel hoop spoedig weer thuis te zijn. Later zou blijken dat niet alleen de Amerikanen veel schepen hadden verloren, maar ook de Jappen.

De Kou

Soms wordt geprobeerd het beetje naar de werf meegenomen rijst daar op te warmen. Dit is echter streng verboden. In de winter wordt het wel vaak geprobeerd, en dan is het extra uitkijken. Dat uitkijken zijn we wel gewend, want er is zoveel dat niet mag. Het gebeurt dan ook veel dat de daders gesnapt worden. Stokslagen of overwerk tot 7 uur is dan hun deel.

Onze groep, de steigerbouwers, heeft het `s winters erg koud omdat we meestal buiten aan het werk zijn. De Japanse bazen van onze groep willen ook wel wat warmte. Ze zijn dan op zoek voor werk bij het vuur, zoals gereedschap en hoeksteunen smeden. Dit is in het begin noodzakelijk, maar later gaat het `s winters meer om het vuur. De steenkolen zijn echter altijd schaars. Toch weten de Japanse bazen of de krijgsgevangenen er op een slinkse manier meestal wel aan te komen. Het eten kan dan een beetje opgewarmd worden, en wij kunnen het half uurtje schafttijd iets minder koud doorbrengen.Maar als we gesnapt worden moeten we overwerken.

In de winter van 1944 zoeken we net zolang totdat we met schafttijd een beschut plekje bij een klinkervuur in een schip vinden. Het werk op de werf drijft nu voor een groot deel op de krijgsgevangenen, omdat de meeste Japanners in militaire dienst moeten. Het is een heel verschil met de eerste winter toen we de weg nog niet zo goed wisten, en vaak stonden te kleumen met het eten, alles was even koud, het eten, de voeten. En de laatste waren bovendien vaak nat. Bij de koude wind uit China zoeken we een beschut plekje. En als we daar worden weggejaagd gaan we heen en weer lopen om warm te worden. Net als `s morgens bij het aantreden. Dan is het ook looppassen en gymnastiek tegen de koude.

Denken aan eten

Door de geringe voeding hebben we geen weerstand tegen de kou. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bijna het halve kamp uiteindelijk longontsteking krijgt. Het eerste half jaar zijn hieraan 30 gevangenen overleden.

Omdat er zo weinig te eten is, is de voeding vaak het onderwerp van gesprek. Er worden veel gerechten verzonnen. Vooral in de koude dagen, wanneer de ergste honger wordt geleden. Velen willen op de vrije dag graag goed eten, en sparen dan door de week wat rijst of lenen het uit tot die dag ("yasmy dag"). Ook wordt er wel eten verhandeld voor sigaretten en kleding. In andere kampen wordt dit handelen door onze officieren vaak verboden, aangezien een ieder zijn portie voeding meer dan nodig heeft.

Vooral de rode-kruis pakketten, wanneer daar een gedeelte van wordt verstrekt, zijn een hele opleving voor ons in het kamp. De geruchten omtrent de verstrekking gaan als een lopend vuurtje rond. Als er `s avonds eens iets wordt uitgereikt, wordt dit overdag op de werf al druk besproken. Er wordt dan naar het langsvarende kampbootje gekeken of daar soms ook dozen staan. Of wat voor voeding, groenten of vis, het bootje meeneemt. We zien graag bonen in de rijst. Het eten is dan niet zo eenzijdig. Maar dit gebeurt heel weinig. Is er wel iets bijzonders, dan weten we dat meteen als we het kamp binnenkomen. Vanuit het geïsoleerde hokje laat Piet IJserink (lepralijder) ons zien wat verstrekt gaat worden, en dat ging dan al vlug van mond tot mond: "een blik meat met vier man, een pak rozijnen met zes man", enz. In het kamp wordt door ons dan van alles klaar gemaakt. Melkpoeder, suiker, boter, koffiepoeder, van alles door elkaar geroerd, en dan smaakt het ook maar wat lekker.

Er worden zelfs wel eens, met een beetje fantasie, rijsttaarten gemaakt. Iedereen is bezig een eigen "gerecht" klaar te maken. Jam en melkpoeder worden door elkaar geroerd.

Op een keer ontvangen we een rode-kruis pakket in zijn geheel. Het is een weelde. Ieder is als een kind zo blij. Het is een lust om te zien. De inhoud bestaat uit cornedbeef, meat, melkpoeder, spek in blik, boter, 2 repen chocolade, koffiepoeder, suiker, kaas, jam, pate, sigaretten en kauwgom. De Japanners lusten het echter ook wel. Daarom verstrekken ze het liever in gedeelten, zodat ze meer kans hebben om te stelen.

We ontvangen maar zelden rode-kruis artikelen. In de 3½ jaar van gevangenschap zijn uiteindelijk maar 3 of 4 pakketten verdeeld. Een groot aantal zijn elders in Japan vastgehouden.

Na verloop van een jaar wordt voorzien in een badgelegenheid in het kamp. Dit was wel nodig omdat we er vanwege de werkzaamheden op de werf vuil uitzagen. We gebruikten eerder af en toe wel het bad van een ander werkkamp van de werf. In het kamp was in een barak een cementen vloer aangelegd met daarop een betonnen bak. Hierin kunnen per beurt zo'n 50 man. Tevens is er een kleine aparte bak, waarin zwavel is toegevoegd, voor degenen die wonden hebben. Er is een stoomketel die voor heet water zorgt, zowel voor het bad als voor de kombuis. Het gebeurt ook wel dat zout water wordt gebruikt, want de zee is dichtbij, en het zoete water is in de zomer schaars. Om de drie dagen is er nu een bad voor ongeveer 400 man. Degenen die het laatste aan de beurt zijn kunnen beter niet gaan. Er zit op het laatst maar weinig water meer in de bak, en wat er dan nog in zit is erg vuil.

7 december 1942. Aankomst van 300 krijgsgevangenen van Java. (Amerikanen, Engelsen en Brits-Indiërs).

In de afgelopen maanden, van oktober `42 tot januari `43, zijn 44 gevangenen omgekomen, waarvan enkele door ongevallen op de werf.

16 juni `43. Krijgsgevangene Vlissinger wordt veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf wegens een vechtpartij met een Jap op de werf.

Dokramp op de werf

21 januari `44. Er is een zeer groot dok in aanbouw. De lengte is ongeveer 300 meter, de breedte 40 meter, en de diepte van 10 tot 14 meter. Hierin liggen 4 schepen. Twee in afbouw en twee in aanbouw. Elk van de schepen meet waarschijnlijk zo'n twintigduizend ton. Het dok is in twee helften verdeeld, met in het midden en aan de ingang een brede sluis. Voor de aanbouw van dit dok is tijdelijk een dam geplaatst om het water te keren. Nadat de eerste schepen in gereedheid zijn gebracht om het dok te verlaten breekt plotseling de sluitdam. Het is `s morgens tegen 10 uur bij springvloed. De sluis, welke nog niet geheel klaar was, kon de grote watermassa niet verwerken, en bezweek eveneens. Het gevolg was dat de twee in afbouw liggende schepen omhoog werden geslingerd en terecht kwamen op de middelste sluis. Deze 7 tot 8 meter dikke sluis brak na verloop van twintig minuten eveneens, en alles kwam terecht op de twee nog in aanbouw zijnde schepen. Er werd een geweldige ravage aangericht. Het was om te lachen, maar dan stiekem, want dat mocht de Jap niet zien. Bij de gevangenen waren een paar lichtgewonden, en bij de Jappen waren enkele doden te betreuren.

13 februari `44. Op de werf verongelukt collega Deen door het uitglijden van de loopplank naar een schip. Hij maakt een val van ongeveer 10 meter.

juni `44. `s Morgens bij het begin van de werkzaamheden maakt een Engelsman door zelfmoord een einde aan zijn leven, door een sprong van een 20 meter hoge kraan.

9 september `44. Een groep van 203 Australiërs uit Thailand arriveert in het kamp. Er werden veel meer verwacht, maar door het torpederen van transportschepen zijn velen omgekomen.

2 december `44. 49 man (timmerlieden) vertrekken naar een ander kamp.

4 december `44. 48 Amerikaanse werklieden, krijgsgevangenen van het eiland Wake, arriveren in het kamp.

In het jaar 1944 zijn er 13 sterfgevallen in het kamp, waarvan 4 veroorzaakt door ongelukken op de werf.

30 maart `45. Een Amerikaan, bijgenaamd "de Bult", komt in de cel van honger, kou en ellende om. Hij kreeg eerst geen eten, en later weigerde hij dit.

maart `45. Met behulp van mijn kamergenoot (tampat buurman) krijg ik na een bedrijfsongeval op de werf (voet bezeerd door gasbrander) anderhalve maand werk in het kamp. Dit is altijd beter dan het drukke en lawaaiige werk op de werf. We moeten in het kamp met 4 man een houtskooloven maken. Deze wordt gemaakt van verschillende daar aanwezige grondsoorten. Door het mengen en roeren daarvan, en tevens nat houden, krijgt men een papje waarvan de oven wordt gemaakt. Later moeten we steensjouwen per pikelan en grond en stenen vervoeren uit de schuilplaatsen die gemaakt worden in de rotsen.

Luchtaanvallen op ons kamp

April 1945. De activiteiten in de lucht nemen toe. Bij luchtalarm moeten we in looppas terug naar het kamp. Soms is het wel 2 of 3 keer op een morgen luchtalarm. Het is zodoende ondoenlijk om steeds terug te gaan, en daarom moeten we uiteindelijk dekking zoeken op de werf. Dit is echter bijzonder gevaarlijk, en we voelen hier niet veel voor. Onze begeleiders weten niet wat ze met ons aan moeten, en worden paniekerig. Uiteindelijk besluiten ze ons te laten schuilen in de tunnels die in de omliggende rotsen gemaakt worden.

Voor het eerste zien we nu zelfs kleine Amerikaanse duikbombers aanvallen uitvoeren op Japanse kustvaartuigen. Doordat ook de kustvaarders al zwaar met takken gecamoufleerd zijn kan je wel merken dat de Amerikanen bij hun gevechten goede vorderingen maken.

Vertrek uit Nagasaki

21 juni 1945. We vertrekken uit het kamp. Per boot naar Nagasaki en dan per trein naar Nakama. In een wagon voor 80 man moeten nu 100 man. De ramen zijn gesloten en geblindeerd. We kunnen zodoende niets van de omgeving zien. Toch merken we wel dat op enkele stations grote verwoestingen zijn aangericht. We zijn bij een verkeerd station uitgestapt. Nu moeten we een heel eind lopen. Uiteindelijk komen we op de plaats van bestemming: Fukuoka kamp 21.

Onze eerste indruk van het kamp is niet erg hoopvol. We zien magere mensen met bleke gezichten en diepe randen om de ogen. En dan het vooruitzicht van werken in de kolenmijn. Het kamp zelf ziet er wel beter uit. De barakken staan meer verspreid, waardoor er in het kamp meer ruimte is. Ook liggen we nu met 13 man op een kamer, vergeleken met 56 man in het vorige kamp.

Omdat de Nederlandse officieren in de interne zaken meer van zich hebben laten horen, zij met de Jappen het appel afnemen, en beter toezien op de handel in etenswaren, heeft het een en ander hier een beter en vlotter verloop. Maar de voeding is slecht, groenten zijn er niet. Vaak wordt onkruid ("krokkot") gezocht in de tuinen buiten het kamp, onder geleide van Japanse soldaten, bestemd voor de keuken ter aanvulling van ons eten.

werken in de mijn

De eerste werkzaamheden bestaan uit praktijklessen mijnwerken (schuilloopgraven maken), graven, sjouwen en stutten zetten.

We merken dat de Amerikaanse luchtactiviteit toeneemt. Regelmatig vliegen bombers over, dag en nacht. Het luchtalarm is voor ons wel prettig. We zien daardoor het einde dichterbij komen. Tevens kunnen we dan stoppen met de werkzaamheden.

Soms zien we `s nachts op grote afstand de gloed van branden. De Jap wil echter niet hebben dat we daar naar kijken.

15 juli 1945. Kolen laden en transporteren bij de kolenmijn.

18 juli. Een man verongelukt in de mijn. Vanaf het begin van de gevangenneming zijn er 70 sterfgevallen op een bezetting van ongeveer 1000 man.

23 juli. Ik heb in het kamp gewerkt aan het maken van een schuilkelder. Zowel overdag als `s nachts is er luchtalarm.

25 juli. We worden met een vrachtauto vervoerd naar kamp 22. Hier moeten we schuilgangen maken voor het Japanse leger in de heuvels. Het werkterrein is gelegen op drie kwartier lopen van ons kamp. Dit werk lijkt ons aanvankelijk wel beter dan het werk in de mijn, maar het is te zwaar voor ons. Door de weinige en slechte voeding die we krijgen is het niet vol te houden. Vlees, vis of groenten zien we hier nooit, en maar heel weinig rijst. Alleen voor de zieken wordt wel eens geprobeerd om een slang of kikker te vangen, om toch nog iets versterkend voedsel te krijgen.

We merken nu dat we dagelijks zwakker worden. En dan moeten we nog horen dat het rantsoen weer verminderd zal worden. We voelen dat we op deze manier de winter niet zullen halen. `s Nachts moeten we bij luchtalarm buiten de barakken aantreden met de dekens bij ons. We kunnen dan op de grond gaan liggen en horen de zware bomvers overvliegen.

1 en 2 augustus is er geen luchtalarm. Er zijn geruchten over vredesonderhandelingen.

3 augustus. `s Middags toch weer geloei van de sirene. Ik voel me bij het werk erg ziek. Ik heb 39.2 gr. koorts. Ik mag een dag in het kamp blijven.

6 augustus. Ik ben ziek en heb last van diarree. Ik mag in het kamp blijven. Mijn gewicht is nu geslonken tot 57 kg.

8 augustus. 300 Amerikaanse bombers, geëscorteerd door jagers, zien we op grote hoogte overvliegen. De Japanse jagers kunnen die hoogte niet bereiken. We horen wel hun geschut, doch voor hen zonder resultaat.

9 augustus. Oorlogsverklaring van Rusland aan Japan.

10 augustus. Na de ziekte weer aan het werk bij het schuilgangen maken voor het leger.

14 augustus. `s Avonds om 10 uur luchtalarm. Er worden pamfletten uitgegooid.

15 augustus. Vandaag geen luchtalarm. We maken schuilgangen, onder toezicht van de Japanse soldaten. Tijdens de schafttijd komt een van de gevangenen met de mededeling dat hij vermoedt dat de oorlog is afgelopen. Hij had bij de tent van de bewakers een vrouw gezien die druk met de sergeant van de bewaking sprak. Uit bepaalde woorden meende hij af te kunnen leiden dat de oorlog was geëindigd. Wij hechten daar echter niet veel waarde aan, omdat we wel eerder tijdens een pauze in het luchtalarm al jongens hoorden roepen "senso oari" (oorlog is afgelopen, wat later niet waar bleek te zijn.

Onverwacht echter, om 2 uur `s middags, was het toch stoppen met het werk, en de gereedschappen die hier anders bleven moesten meegenomen worden naar het kamp. We wisten niet wat dit moest betekenen. We durven haast niet te hopen dat het waar zou zijn. Zekerheid van de soldaten krijgen we niet, ze zeggen niets, en zijn nog minstens even ruw. In het kamp horen we dat de Japanse soldaten `s morgens moesten aantreden om te luisteren naar een rede van de Japanse Keizer. Meer wisten ze niet te vertellen.

16 augustus. `s Middags per vrachtwagen terug naar kamp 21. In een betere stemming. Het vermoeden dat de oorlog afgelopen zou kunnen zijn wordt sterker. Velen konden de afgelopen dagen van emotie bijna niet slapen, en bleven dan een hele nacht in de weer.

17 augustus. De kampleiding (eigen officieren) nemen de sleutels van de goedangs over. Er wordt rode-kruis voedsel uitgedeeld. `s Avonds worden door ons de nationale geallieerde vlaggen in de eetzaal vertoont. Hierna worden de volksliederen gezongen. Onze kampcommandant, 2e luitenant Luits, houdt een rede. Hierna is er cabaret.

met "Ere zij God

19 augustus. Dank zij het Amerikaanse rode kruis hebben wij nu na jaren weer voldoende te eten.

22 augustus. De Japanse kampcommandant leest een brief van het hoofdkwartier voor, waarin hij ons als zonen van de grote natiën prijst, en waaruit tevens blijkt dat Japan zich heeft overgegeven.

24 augustus. Japanse werklieden plaatsen een platvorm op het dak van een der barakken met de letters P.O.W. (Prisoner Of War).

25 augustus. We zien Amerikaanse vliegtuigen in de lucht. Jagers en bombers.

26 augustus. Bezetting van de voornaamste plaatsen in Japan door Amerikaanse troepen.

28 augustus. `s Middags grote sensatie. Amerikaanse bombers en jagers in de lucht. Al de gevangenen staan buiten de barakken naar de vliegtuigen te wuiven. Bombers B-29, op de staart gemerkt met een "V", en onder de vleugels met "P.O.W.", vliegen over. We zien hen boven een ander kamp goederen aan parachutes uitwerpen. Later komen er weer vliegtuigen, na een tweede keer overgevlogen te zijn zien we de bommenluiken geopend en de rode verlichting branden, waarna de drums met voedsel aan parachutes naar beneden vallen. Deze parachutes kunnen echter het gewicht van de drums niet houden en vele vallen dan ook met een smak naar beneden waardoor er 6 slachtoffers vallen onder de Japanse bevolking. Enkele drums vallen dwars door de daken van huizen heen en komen dan midden in een kamer terecht. Voor ons is het ook levensgevaarlijk en we moeten soms hard lopen om die drums, waar we denken dat ze neerkomen, te ontwijken. Vanwege de wind kan je soms moeilijk zien waar de vliegtuigen precies overheen zullen vliegen. De Jappen geven later zelfs door sirene geloei te kennen dat de vliegtuigen in aantocht zijn.

Er zijn 44 drums vol met voedingswaren in blik naar beneden gekomen. Verder zat er nog chocolade, medicijnen, sigaretten, kauwgom, lucifers enz. in.

29 augustus. Uitreiking van de pas ontvangen etenswaren. Het is nu een en al overvloed. 15 drums blijken elders neergekomen te zijn, en zijn door de bevolking deels van de inhoud ontdaan. Hier zat ondermeer kleding in.

30 augustus. `s Morgens om 8 uur werpt een B-29 bommenwerper pakketten aan parachutes naar beneden.

Ze zijn gekleurd in oranje, rood, wit en blauw. Alles komt nu onbeschadigd aan de grond, aangezien de pakketten nu stevig op rekken zijn geplaatst.

31 augustus. Koninginnedag met een versierde eetzaal. Een B-29 werpt een overvloed aan voeding en kleding uit waarvan veel verpakt in drums. Het hele kamp is bijna 6 uur bezig om alles binnen te krijgen en te sorteren. Omdat de bombers zeer laag overvliegen kan je de drums duidelijk in de geopende luiken zien hangen. Onder de plaatselijke bevolking viel een dode.

1 september. Het kamp wordt schoongemaakt in verband met mogelijk bezoek van een rode-kruis commissie. Deze komt echter niet. Een B-29 werpt een paar ladingen voedsel uit.

Van de kolenmijn directie krijgen we twee varkens. Dit hadden we liever tijdens onze gevangenschap gehad want toen hebben we zoiets nooit gezien.

Voor de eerste keer een wandeling in vrijheid gemaakt buiten het kamp.

2 september. De japanse wacht vervalt en we krijgen een eigen poortwacht. Er komt bezoek van andere kampen. Deze mogen tot `s avonds 10 uur passagieren.

4 september. Een B-29 werpt 30 drums met voeding uit.

5 september. Een paar ex-gevangenen vorderen meel in het dorp voor het kamp.

6 september. Een B-29 werpt een lading voedsel uit. We zien totaal 18 parachutes naar beneden komen. `s Middags gaan we met een paar man per trein naar Fukuoka (Jawata), waar we grote sectoren van de stad zien verwoest door bombardementen. Er is veel honger en leed in de stad.

7 september. Een B-29 werpt 4 ladingen voedsel uit. Een enkele wordt gedragen door 18 parachutes. Alles komt in pakketten, gebonden op rekken, goed naar beneden. Een overvloed: twee man krijgen een 2?-mans pakket.

8 september. We krijgen een radiotoestel in het kamp.

9 september. Officiële bekendmaking dat op 2 september 1945 de vrede is getekend. `s Morgens om 6 uur werpt een B-29 twee maal pakketten uit. Totaal aantal:

menu 1: 33 kisten
menu 2: 30 kisten
menu 3: 30 kisten
menu 4: 29 kisten
menu 5: 37 kisten,

en verder nog wat blikken.

We zijn nu verlost van de luizen en vlooien dank zij het Amerikaanse D.D.T.-poeder.

De Jappen zorgen nog voor een piano.

10 september. B-29 bombers gooien meer dan 100 parachutes met voeding uit waardoor nu in het kamp volop voedsel is. Wel een schrille tegenstelling met buiten het kamp waar kinderen bezig zijn sprinkhanen voor hun maaltijd te zoeken. Het aantal dozen is inmiddels gegroeid tot:

menu 1: 98 kisten
menu 2: 96 kisten
menu 3: 86 kisten
menu 4: 88 kisten
menu 5: 86 kisten.

11 september. Onze officieren gaan naar Fukuoka voor het ontvangen van orders voor de afvoer van de krijgsgevangenen. Waarschijnlijk gebeurt dit per DC-3 naar Okinawa en vandaar per B-29 of B-24 naar Manilla. Voor onze kamer nemen wij een Koreaan als bediende in dienst. Deze krijgt voor zijn werk bij ons zeer goed te eten.

12 september. Over de radio horen wij berichten omtrent de overgave van de Japanse strijdkrachten. Mede ex-gevangenen zorgen er voor dat er `s avonds bier aanwezig is.

13 september. We krijgen per man een 5-mans voedselpakket. Over de radio horen we berichten omtrent de uitwerking van de atoombom. Van de stad Hiroshima is 90% verwoest tot een totaal van ongeveer 68.000 huizen. `s Avonds in de eetzaal maken de Australiers veel lawaai. De piano begeleidt hun, en het bier dat ze in de stad opgescharreld hebben heeft ook zijn uitwerking. In hun optreden tegenover de Japanners zijn ze erg brutaal.

14 september. Een aantal Australiërs van ons kamp nemen een paar vrachtwagens en een luxe-wagen in beslag waarmee ze af en toe bier halen. Ook worden de Japs hun wapens en vooral de samurei zwaarden afgenomen.

De Japanse generale staf in Tokio wordt gesloten.

15 september. Nieuwsberichten: Hiroshima op 6 augustus door een atoombom getroffen., waarbij 150.000 doden en 300.000 gewonden. Dagelijks sterven er nog mensen aan brandwonden. De bloedlichaampjes worden gedood, en men krijgt last van haaruitval en ontsteking van het tandvlees. Vier vierkante mijl zijn platgelegd.

We gaan per trein passagieren naar Fakama (Modji). Onderweg zien we bij industriecentra grote woongedeelten verwoest.

16 september. Amerikaans personeel in het kamp voor het registreren van de ex-gevangenen in verband met hun evacuatie. Australiërs hebben bier gepikt en maken veel lawaai in de eetzaal.

17 september. Slecht weer en `s middags storm. Hierdoor valt een deel van de verlichting uit. Veel barakken waaien en regenen stuk. Je durft bijna niet in de barakken te slapen, omdat je bang bent dat ze in elkaar zullen storten.

18 september. We maken ons klaar voor vertrek. Er is veel handel in kleren met de Japanners. We zijn met een paar man voor de avond uitgenodigd bij de Japanse kleermaker van het kamp. Bij hem thuis nuttigen we een eenvoudige rijstmaaltijd. Hierna hebben we een mooie wandeling gemaakt in helder maanlicht, terug naar het kamp. Dit was onze laatste avond op het vasteland in Japan.

IV.Vertrek uit Japan

19 september. Het kamp lijkt wel een vuilnishoop door al de spullen die we achterlaten. De Japanse bevolking kijkt er verlangend naar. Af en toe wordt hun iets toegegooid, en dan is het een heel gedrang om het te bemachtigen. Zodoende komen er steeds meer gegadigden naar het kamp.

Nadat `s morgens eerst 300 Australiërs zijn vertrokken, vertrekken wij in een groep van 300 Nederlanders om 9 uur naar het station Nakama. Vlak voor vertrek wordt de Nederlandse vlag aan de locomotief vastgemaakt. Onderweg zien we vanuit de trein het uitwerpen van pakken aan parachutes boven een krijgsgevangenkamp. Het uitzicht geeft ons verder het afwisselende Japanse landschap te zien met tegen de heuvels mooie tuinen en sawa's.

De storm van 17 september heeft veel schade veroorzaakt. Op enkele plaatsen overstromingen. Er is veel schade aan huizen en sawa's.

De reis gaat verder langs de bergachtige kust. Door veel tunnels, langs ravijnen, waarbij je een schitterend uitzicht hebt op het rotsachtige en heuvelachtige landschap.

`s Middags om 4 uur komen we aan in Nagasaki. De uitwerking van de atoombom geeft een verschrikkelijke aanblik. Het is alsof de hele stad is weggevaagd. Bomen zijn dood tot kilometers ver in de omtrek. Ongeveer 10 kilometer vanaf het centrum van de stad was de uitwerking nog merkbaar door de luchtdruk, waardoor ruiten sprongen.

Wanneer onze trein bij de haven aankomt, worden wij door een Amerikaanse marineband met muziek ontvangen. We krijgen koffie en biscuit, en ontmoeten nog een Japanse tolk die destijds op de Japanse werf dienst deed. Hij trad destijds niet negatief op tegenover de krijgsgevangenen.

We worden geregistreerd, leveren onze kleding in, worden ontsmet met DDT-poeder, gecontroleerd op huidziekten, kunnen ons wassen, inspuiten met DDT, naar de dokter, en krijgen nieuwe kleding. Van het rode-kruis krijgen we toiletartikelen, chocolademelk en een boterham.

Nu volgt de indeling voor de troepentransportschepen. We vertrekken `s nachts om 1 uur. We worden met landingsboten naar een transportschip gebracht. Hier slapen wij tussendeks met 5 man boven elkaar in bedden van stalen ramen met daartussen zeildoek gespannen. De zieken gaan aan boord van een hospitaalschip.

20 september. Vertrek uit Nagasaki. Aan boord is het voor het eten "line up": compartiment na compartiment gaat in de rij staan. We ontvangen het eten op een plaat waarin zes schoteltjes zijn geponst voor de verschillende gerechten. Het eten moet staande in de eetzaal worden verorberd omdat er weinig ruimte is. Een torpedotreffer heeft de eetzaal getroffen waardoor er nu maar een beperkte ruimte beschikbaar is. `s Avonds film.

21 september. We varen langs de Rioe-Kioe eilanden.

`s Middags komen we aan op het eiland Okinawa, waar we op de rede voor anker gaan. De aanblik is overweldigend. Zo ver je kan zien allemaal schepen. Vliegtuigmoederschepen, kruisers, jagers, hospitaalschepen, transportschepen en allerlei kleinere landingsvaartuigen.

22 september. Met kleine landingsboten worden we naar de kust gebracht. Hier zijn grote pontonsteigers gemaakt van aan elkaar geschroefde vierkante ijzeren tanks. Ook zie je grote gedeelten van steigers varen: dan is het achterste gedeelte voorzien van een motor.

Er is een geweldige opslag van materieel. Men is druk bezig met de aanleg van wegen. Er is een grote bedrijvigheid van amfibievoertuigen en allerlei andere voertuigen.

We gaan met vrachtwagens naar het tentenkamp. Hier is een grote keuken met eetzaal, en een rode-kruis kantine welke gratis chocolademelk, coca cola en verschillende artikelen verstrekt.

Het grote aantal schepen op de ree lijkt `s avonds wel een grote stad. Een fantastisch gezicht met al die lichten daar op zee.

Op het eiland Okinawa is een zeer zware strijd gevoerd. De landing begon op 1 april 1945, en de strijd duurde 86 dagen. De verliezen aan Amerikaanse zijde bedroegen ? 15.000, en bij de Jappen ? 120.000 man. Krijgsgevangenen werden er weinig gemaakt.

23 september. Het rode kruis verstrekt aan de lopende band chocolade en coca cola. Naast het kamp bezichtigen we Chinese graven, die door Japanse en Amerikaanse soldaten als versterking en onderkomen zijn gebruikt. Er liggen nog wapens, munitie en uitrustingstukken van de Amerikanen.

In de middag regent het hevig. Omdat het kamp op een hellend vlak is gelegen loopt het water goed af. Na de regen een filmvoorstelling. `s Nachts om 2 uur wordt begonnen met de afvoer van ons naar het vliegveld voor verder transport.

24 september. s Morgens vertrekken er steeds vrachtwagens vol met ex-krijgsgevangenen naar het vliegveld. Onderweg is het erg druk op de nog nieuwe weg. Overal zie je grote opslagplaatsen van oorlogsmateriaal en aanleg van wegen en terreinen. Een nieuw aangelegde verkeersbrug over een ravijn bestaat uit vier naast elkaar gelegen bruggen. Ook zien we grote Amerikaanse begraafplaatsen als laatste rustplaats van de in de felle strijd gesneuvelde Amerikanen. Grote aantallen witte kruisen.

Op het vliegveld aangekomen zien we zo ver het oog reikt veel grote bommenwerpers als de B-29, B-31 enz. Om ongeveer 10 uur vertrekken er een paar vrachtwagens naar de aangewezen toestellen. Ons wordt gezegd nog even te wachten.

Bij het starten wordt een vliegtuig gekraakt waarbij vier doden vallen.

Het weer wordt steeds slechter. Er valt veel regen, en in verband met het slechte weer moeten wij weer terug naar het kamp. In stromende regen wordt de terugtocht in open vrachtwagen gemaakt. Doornat komen we in het kamp terug. Na veel heen en weer geloop kom ik eindelijk in een tent. We zullen later voorrang krijgen voor vertrek, aangezien wij reeds een vergeefse tocht naar het vliegveld gemaakt hadden. Daarna krijgen we middageten. Geen warme koffie, maar roomijs, peren uit blik, en ijsthee na. Nu zijn we niet alleen van buiten maar ook van binnen koud. `s Avonds gaan we naar een filmvoorstelling. Ik voel me echter steeds zieker worden. Al snel ga ik weg en zoek mijn veldbed op.

25 september. `s Nachts om 1 uur wordt ik uit de slaap gehaald. We moeten ons klaar maken voor vertrek. De Amerikanen zijn erg behulpzaam in het geven van koffie en eten. Er volgt een zeer snelle registratie. Dan per vrachtwagen naar het vliegveld, waar we na even wachten ons rantsoen ontvangen voor de reis. Nu gaan we per vrachtwagen verder naar het vliegtuig. Het is een 4-motorige liberator B-24. Hier ontvangen we per man een zwemvest en parachute. Er volgt een instructie voor het gebruik hiervan. Met onze bagage kruipen we door een luik aan de achterkant van het vliegtuig naar binnen. De motoren worden gestart om warm te draaien. De bemanning van het vliegtuig bestaat uit 4 man: een commandant, een piloot, een mecanicien en een telegrafist. Het zijn zo te zien allen jongens tussen de 20 en 25 jaar oud. We zouden om 6 uur `s ochtends vertrekken, maar door het slechte weer wordt dit een paar uur uitgesteld. Met een minuut tussentijd stijgt er een vliegtuig op. Met grote snelheid zien we ze over de startbaan gaan, en dan de lucht in. Dan is het onze beurt. Het vliegtuig komt in beweging en taxiet naar de startbaan. Het sein wordt gegeven, het vliegtuig komt in beweging, en we zien met steeds grotere snelheid over de grond het vliegveld onder ons wegschuiven. Nu vliegen we, vrij als een vogeltje in de lucht. We hebben een schitterend uitzicht op het eiland, en de schepen aan de kust. Alles lijkt even klein. De wegen zijn net dikke strepen. Een indrukwekkend uitzicht zo hoog boven het witte wolkendek. Af en toe, als de wolken donkerder worden, maakt het vliegtuig een kleine val omlaag.

Onderweg boven zee passeren we een groot Amerikaans konvooi en andere bedrijvigheid op het water. Om half twaalf komt het eiland Luzon van de Filippijnen in zicht. Het is een prachtig panorama dat ik door het wolkendek heen onder me voorbij zie glijden: de lange rivieren, bossen, wegen. Om 1 uur komt het enorme vliegveld in zicht. Er staat veel anti-aircraft opgesteld. Onder ons zien we honderden vliegtuigen in formatie op het terrein staan. Zeer snel komen we van grote hoogte naar beneden. De commandant doet een van de zijluiken open. De volle wind blaast naar binnen. Dit is voor hem gemakkelijk om een beter zicht te krijgen op de seinpost van het vliegveld. Na een gegeven sein van het vliegveld geeft de commandant een teken naar onze piloot, en bijna zonder dat je er iets van merkt landen we op de landingsbaan. Het vliegtuig wordt geparkeerd, en we blijven wachten tot een vrachtwagen ons ophaalt en naar een doorgaanskamp brengt.

Het is een groot nieuw aangelegd vliegveld. Vliegtuigen vliegen af en aan.

Het vervoer gaat per vrachtwagen, jeep of motorfiets. Hier zie je het verschil tussen de Japanse en Amerikaanse soldaat. De Jap leert zijn manschappen aanpassen aan de jungle, de Amerikaan de jungle aan hen. De jungle moet wijken voor het geweldige mobiele leger.

Na lang wachten op het vliegveld stappen we in een vrachtwagen die ons naar een doorgangskamp brengt.

V.Het verblijf in de Filippijnen

26 september. Om 6 uur opstaan, verfrissen en eten. Daarna per vrachtwagen naar het vliegveld. We gaan weer met dezelfde groep van 20 man in een vliegtuig. Maar eerst moeten we buiten onze beurt afwachten, en dat duurt een hele tijd. Het wordt steeds heter op het vliegveld. Er is veel stof door het starten en landen van de vele vliegtuigen. Gelukkig komt er een rode-kruis wagen met een koele dronk en koek, waaraan we ons nu regelmatig te goed kunnen doen.

Om 2 uur stappen we in een 2-motorige Douglas (Dakota) transporttoestel en taxiën naar de startbaan. Hier moeten we nog wachten op de steeds landende vliegtuigen. In het toestel wordt het nu erg warm. We zijn blij als we na een half uur eindelijk mogen opstijgen. Gelijk met ons zien we meerdere toestellen voor en achter ons omhoog gaan. Langzaam zien we het vliegveld met zijn grote aantal vliegtuigen verdwijnen. We krijgen een mooi uitzicht over laagland, moerassen, sawa's en rivieren. Later komt de baai van Manilla in zicht met zijn vele schepen. Ook zien we veel gezonken schepen. Daarvan zie je alleen nog de schoorstenen en masten. We vliegen over de stad, en zien het vliegveld dichterbij komen. Een paar schokken over de baan, en we staan aan de grond. Wel een heel verschil met het eerdere veel grotere toestel, waarbij we van de landing haast niets merkten.

Een vrachtwagen haalt ons van het toestel en brengt ons naar een koffiehuis aan de rand van het vliegveld. Daar speelt een band en krijgen we koffie en koek. We hebben hier een mooi uitzicht op de bedrijvigheid van het vliegterrein. We verlaten aan de andere kant de kantine. Met een trailer worden we langs enorme legeropslagplaatsen en kampementen vervoerd. Op de weg is er een zeer druk militair verkeer. Onderweg gaan de Engelsen er bij hun kamp uit. Wij gaan over in een vrachtwagen die ons naar het Nederlandse hoofdkwartier brengt. Door de overstelpende drukte verloopt de registratie daar erg langzaam. In de nacht worden we overgebracht naar een groot militair kamp. Hier nemen we eetgerei en dekens in ontvangst. Onze plaats in het tentenkamp wordt gewezen, we kunnen eten en baden. Opgefrist gaan we slapen. Wel zijn er sommigen die in het donker moeite hebben hun tent terug te vinden in de grote tentenstad, waar tenten en straten alles net eender is. Toen het nog daglicht was hadden we ons niet goed kunnen oriënteren.

27 september. Het is erg warm. We zitten nu in het Amerikaans-Hollands tentenkamp van het 687 Bataljon. Er is de mogelijkheid om een telegram naar Holland te verzenden. In de rode-kruis tent kunnen we gratis koffie, bier, chocolade, koek, pinda's sigaren en sigaretten krijgen. Tevens krijgen we een U.S. plunjezak met kleding. Het is overal een grote drukte waar je wel kan verdwalen in de enorme uitgestrektheid van tenten. Er zijn veel rode-kruis tenten waar een koele dronk te krijgen is, hetgeen vanwege de warmte zeer gewaardeerd wordt.

28 september. Naar de kledingtent voor kleding verstrekking. Er is veel gedrang en het is heet. We moeten blijkbaar nog wat wennen aan de warmte. Dagelijkse verstrekking op de bon van A.R.K.: 3 bier, 2 repen chocolade, 2 pakjes sigaretten, kauwgom, 4 sigaren en een blikje pinda's.

29 september. Nog steeds komen er ex-krijgsgevangenen het kamp binnen. Het aantal Nederlanders is ongeveer 7000.

30 september. We horen het bericht dat op Java de bevolking moeilijkheden veroorzaakt met de bezetting. Er zijn stakingen in de havens, en van Indonesische schepelingen in Australië. In het kamp is er een oproep voor dienstneming bij de militaire politie in Nederlands Oost Indië. Alleen het personeel van het K.N.I.L. komt in aanmerking.

1 oktober. `s Morgens 2 injecties vaccinatie gehaald, registratie en geld: 444 peso's. Opgave aan het rode-kruis van de familie adressen. Het is erg regenachtig weer.

2 oktober. Aangemeld als liefhebber voor vertrek naar Nederland. We horen het nieuws dat Nederlands troepen onderweg zijn naar Nederlands Oost Indië.

3 oktober. We vertrekken naar een ander kamp.

4 oktober. Het is altijd nog erg warm, en ik ben erg dorstig. Lange rijen bij het eten halen. Maar de maaltijden zijn uitstekend. Het is wel een geweldige en goed gesmeerde organisatie om al dat voedsel, fruit en vlees tijdig te verstrekken.

6 oktober. Liftend passagieren we naar Manilla. Samen met een paar collega's eten we hier voor het eerst na de bevrijding in een restaurant.

8 oktober. We liften weer naar Manilla. Met militaire vrachtwagens gaan we terug naar het kamp. We hebben wel eens moeite om het juiste kamp te vinden.

16 oktober. Ik stuur brieven naar Holland. Deze zijn echter nooit aangekomen.

17 oktober. `s Avonds naar een filmvoorstelling in de openlucht. Daar horen we dat de eerste groep Nederlanders spoedig naar hun thuisland zullen vertrekken. Deze moeten al de volgende dag gekeurd worden.

18 oktober. Keuring. Gewicht 63 kg. Voorlopig afgekeurd. Mag echter met doktersadvies wel mee vertrekken. We ontvangen 96 dollar en warmere kleding voor Holland. `s Avonds met een vrachtwagen in lange colonne naar de haven. De colonne wordt in stand gehouden door jeeps met radioverbinding.

Vanwege inscheping van andere troepen moeten we in de haven nog een tijdje wachten. Dan rijden we in volgorde naar de pontonsteiger. We schepen in (ongeveer 200 marinemensen) aan boord van het Amerikaanse troepentransportschip U.S.S. "General A.W. Brewster".

VI.Op weg naar Canada


19 oktober. We varen de haven van Manilla uit, waarbij we veel gezonken schepen zien. Er zitten ongeveer 3500 passagiers aan boord, waardoor het in de verblijven erg vol is. We slapen weer met 5 hoog. Het is allemaal keurig ingericht. De keuken is geheel van roestvrij staal, en in de eetzaal is voldoende ruimte om staande te eten.

23 oktober. Er is diabetes bij mij geconstateerd, en ik wordt aan boord in het hospitaal opgenomen.

24 oktober. We passeren de keerkring.

26 oktober. We kunnen merken dat het weer kouder wordt. `s Avonds veranderen we van koers naar het noorden omdat we anders te dicht in de buurt van een orkaan terecht komen.

27 oktober. De jassen moeten aan en de dekens worden uitgereikt. We stomen nu op naar Victoria, aan de westkust van Canada. Ik voel me hongerig vanwege het dieet.

28 oktober. We passeren de internationale datumlijn: het is 2 dagen zondag.

29 oktober. Er is een verheugde stemming aan boord: de koers is gewijzigd naar San Francisco.

1 november. De bagage wordt opgenomen en bestemmingskaarten worden uitgereikt.

VII.Het verblijf in Amerika

3 november. Aankomst te San Francisco. Nog op de rede wordt ons schip vanaf een jacht met muziek verwelkomd. Het is een prachtig gezicht om de grote schijnbaar witte stad tegen de hellingen te zien liggen.

We varen onder de grootste spanningsbrug van de wereld door en komen zo in de Golden Gate terecht, de grote baai van San Francisco. We meren langs een van de steigers en gaan in volgorde van boord. In de grote loodsen bij de steigers staan reeds de vrachtwagens voor de bagage en prachtige bussen voor ons gereed.

Eerst rijden we een eind door de stad en daarna over de 15 kilometer lange brug met twee verdiepingen. Op het onderste gedeelte naast de vier autobanen twee trambanen, en op het bovenste dek zes autobanen. Na de brug komen we op een weg van zes autobanen met aan weerskanten een speciale baan voor de bussen. Het is een geweldig om die over elkaar liggende kruisingen te zien.

Na een klein uurtje rijden komen we in het Oakland Naval Hospital aan. Het is even buiten de stad gelegen, en geheel in oorlogstijd opgebouwd. Een klein stadje op zichzelf, met verkeerswegen en overdekte wandelpaden van de ene afdeling naar de andere, alles is op een geweldige manier uitgevoerd.

`s Avonds draaien er in de bioscoop, en ook in de ziekenzaal, twee voorstellingen. Er moest dan ook een bedrag van 15 miljoen dollar op tafel komen.

Over de grote brug van Oakland naar San Francisco passeren per dag ongeveer 70.000 auto's.

4 november. `s Middags mogen we naar de stad. `s Avonds is er bioscoop op de zaal. Het voedingsgeld bedraagt 21 dollar per week.

5 november. Begin van de keuring van lichaam, faeces, urine, bloed, X-ray enz.

6 november. `s Avonds naar het Christian Service Home, waar we Hollanders en zelfs Friezen ontmoeten die nu Amerikaans militair zijn.

8 en 9 november. Inkopen gedaan in de stad.

10 november. `s Middags naar de stad. `s Avonds bioscoop.

11 november. `s Avonds naar San Francisco, een geweldig gezicht die grote verlichte brug en het drukke verkeer. In de stad is het fantastisch die vele gekleurde reclame te zien. In de Market street is een zeer druk verkeer. Er zijn vier trambanen. De straat is vrij steil.

12 november. `s Avonds naar Oakland.

13 november. `s Middags vertrekken we met bussen uit het hospitaal naar Valleio, een plaats ongeveer 20 mijl buiten Oakland. We staan versteld van de prachtige autowegen en viaducten. Onderweg rijden we nog voorbij een zeer grote opslagplaats van landingsboten, welke bestemd waren om gebruikt te worden voor een landing op Japan. Gelukkig dat dit achterwege kon blijven.

Het kamp is gelegen op heuvels en `s avonds hebben we een mooi uitzicht op de lichten van de onder ons liggende stad Valleio. Er is gelegenheid om pakketten te verzenden.

14 november. De inrichting van onze barakken is uitstekend. Het zijn allemaal 1 en 2 persoons kamers met luchtverwarming. Het eten moeten we hier zelf in een cafetaria kopen. `s Middags gaan we naar Valleio. Hier kopen we wat etenswaren. `s Avonds een heerlijke wandeling gemaakt in het koele klimaat.

15 en 16 november. Naar de stad en bioscoop.

17 november. We worden overgeplaatst naar het Mare Island (Navy Bases). `s Middags worden we door de Hollandse familie Schneider opgehaald voor een bezoek aan hun huis. Onderweg zien we een zilverfabriek met `s werelds hoogste schoorsteen: 210 meter. Door deze hoogte slaat de rook niet omlaag: voorheen had dit een nadelige invloed op het land.

De nacht hebben we op kussens in de kamer bij de familie Schneider doorgebracht. Het huis is mooi ingericht, een woonkamer, eetkamer, keuken, twee slaapkamers met boven nog een slaapkamertje, badkamer, en gedeeltelijk onder het huis een garage en bergplaats.

We gaan veel met deze familie om en hebben het uitstekend bij hen. Schneider werkt op een grote suikerfabriek. We brengen een bezoek aan de fabriek. Enkelen gaan hier tijdelijk werk verrichten om de beurs wat bij te vullen.

In de barakken moeten we om de tien dagen de keukenwacht doen. Verder zijn we geheel vrij. Wel moeten we `s-morgens op het appel aanwezig zijn.

22 november. Thank givings day. `s-Avonds turkey (kalkoen) gegeten bij de familie Schneider.

2 december. Met de heer Schneider maken we met zijn auto een tocht van Rodeo naar Oakland over de Oakland-San Francisco brug, vervolgens door San Francisco, over de 700 voet hoge Golden-Gate brug. Deze brug wordt hier ook wel de "zelfmoordbrug" genoemd.

Daarna komen we op de prachtige in de heuvels met veel bochten gelegen wegen. Vandaar hebben we een schitterend uitzicht op de baai, het omliggende land, en in de verte de grote brug.

Aan de andere zijde van de baai rijden we nu verder in de richting van Valleio, en na nog twee hoge bruggen gepasseerd te zijn komen we in Rodeo aan.

`s-Avonds hebben we een verjaardag party bij de familie H. Maagdenburg. Om 2 uur `s nachts gaan we na een fijne dag weer terug naar Mare Island.

Dagelijks bezoeken we de familie Schneider, of gaan naar de stad of de bioscoop.

12 december. We vertrekken om 6.00 uur `s-avonds van Mare Island met bussen naar het spoorwegstation Oakland. Om 22.00 uur vertrekken we.

13 december. Vanuit de trein zien we voor het eerst weer een dikke laag sneeuw liggen. Het is een mooi heuvelachtig terrein met sparrenbomen. Het vriest behoorlijk, en de bloemen blijven dan ook op de ruiten van de wagon zitten.

Later zien we alleen sneeuw op de toppen van de bergen liggen. Het is een vrij onbewoonbare streek. Passeren het zoutmeer bij Salt Lake City. Hierna is er veel oponthoud met rangeren. In de wagens wordt het daardoor erg koud en kunnen we `s nachts moeilijk slapen.

14 december. Nadat we een kleine plaats zijn gepasseerd is het allemaal onbewoonde vlakten, tunnels en sneeuw. `s Nachts loopt een van de wielen van onze wagen warm en moeten we maar zien elders een plaats te vinden.

15 december. We krijgen een betere wagon met veren zittingen, die `s nachts voor het slapen iets neergeklapt kan worden. In de treinen zien we veel vervoer van militairen. Langzamerhand komen we nu in een meer bewoonde wereld. Het is allemaal nog winter en sneeuw, de thermometer wijst 11 graden onder nul.

16 december. `s Morgens komen we aan in Chicago. We rijden een groot rangeerterrein op. Het is erg koud, en er is geen verwarming meer omdat de locomotief is afgekoppeld. Om half drie vertrekken we van het rangeerterrein. Het landschap buiten lijkt nu iets meer op dat van Holland. Laag land, met overal sneeuw en ijs. We zien zelfs mensen schaatsen. Het treinverkeer wordt drukker. Met grote snelheid rijden dieseltreinen voorbij.

17 december. We passeren Washington en rijden langs vlakten met ijs en sneeuw bedekt, langs en over rivieren, door tunnels en over viaducten. Om 10 uur passeren we het station van Baltimore.

We rijden over een veelvoudige spoorbaan en passeren steeds meer verkeerstunnels en viaducten. Om 4 uur zien we al in de verte het vrijheidsbeeld in de haven van New-York. Na ons arriveren 19 achterblijvers per snelle diesel op het station te New-York. Toen zij in Chicago het station opgingen zagen ze de trein voor hun neus vertrekken.

Per bus rijden we nu naar pier 92. Hier eten we, en daarna worden we ingescheept aan boord van de "Queen Mary".

VIII.Met de Queen Mary naar Engeland

18 december. Om half vijf vertrekken we uit New York. Het schip is enorm groot. Het meet 80.000 ton, en het is zo luxueus en groots ingericht dat je je niet voor kan stellen op een schip te zijn. Met 8 man liggen we in een hut met badkamer en WC. In de grote mess-hall krijgen we het eten, dat heel goed is. Nu er niet veel passagiers aan boord zijn hebben we aan dek een ruime gelegenheid voor een wandeling. Dit wordt dan ook door velen gedaan. Aan boord zijn nu hoogstens 1000 man, terwijl tijdens het troepentransport wel 16.000 man aan boord waren. Iedere avond is er een filmvoorstelling in de mess-hall.

19 december. Het weer is kalm. Er is pianomuziek in de recreatiezaal.

21 december. De zee vertoont witte kopjes en er komt enige beweging in het schip. Deze dag heb ik dienst in de gamelle.

22 december. We hebben het voor de wind. Een mooi gezicht over zee met zijn lange deining en witte kopjes. Het schip deint langzaam.

`s Avonds bij lichte maan is het heerlijk aan dek. Er is een mooie weerkaatsing van het maanlicht op de golven. Tegen 10 uur die avond passeert de "Queen Elisabeth" die even haar verlichte schoorstenen laat zien.

23 december. Aan de horizon komt land in zicht. We passeren veel schepen en tevens de boeien van een marine vliegkamp. Om twee uur komen we aan te Southampton. Aan boord wordt een brief voorgelezen van de Marine commandant waar ondermeer in wordt medegedeeld dat we nog drie dagen in Engeland moeten blijven omdat er geen aansluitend vervoer beschikbaar is. Dit veroorzaakt veel commentaar omdat velen dachten nog voor de kerstdagen thuis te zijn. Het vertrek is nu vastgesteld op 29 december 1945. De 30e moeten we naar de keuring en allerlei formaliteiten in Doorn, en de 31e zouden we naar huis gaan.

Eind van de middag, om half zes, gaan we van boord en ontvangen op de kade een klein rantsoen. Van het Britse rode-kruis krijgen we chocola, sigaretten en thee. We vertrekken om 7 uur met een extra trein naar Wolverhampton. Bij aankomst regent het behoorlijk.

We lopen in de regen naar het Nederlandse kamp. De stemming is niet zo goed, omdat we niet meteen door kunnen reizen naar Holland. We zijn ook wel erg verwend in Amerika. Daar ging alles veel gemakkelijker. Na een half uur lopen komen we, met veel lawaai, in het kamp aan. We krijgen nog wat te eten en zoeken daarna om 2 uur `s nachts het tampat op. Onze commandant, ook ex krijgsgevangene (officier-machinist), heeft het wel eens moeilijk de militaire discipline te handhaven.

24 december. Het is koud en regenachtig weer. Ik spreek met een paar jongens uit Friesland die hier als vrijwilliger zitten te wachten op hun vertrek naar Nederlands Oost Indië.

25 december. De accommodatie is niet zo als we de laatste tijd gewend zijn geweest. Het eten is niet zo goed. maar we troosten ons binnenkort weer thuis te zijn. We maken een wandeling naar het dorp Malvern. Het is een heuvelachtige streek, en in deze tijd van het jaar erg bewolkt. Niet zo aanlokkelijk als in Californie.

26 december. We wandelen in de omgeving en gaan `s avonds naar Malvern.

27 december. In het kamp komt `s avonds een Hollands cabaret ons wat aangenaam verpozen.

28 december. We doen wat inkopen in Malvern, en nemen afscheid van verschillende jongens in het kamp.

29 december. `s Morgens om 3 uur is het eten en gereed maken voor vertrek. Om 4 uur lopend naar het station. Daar eerst de bagage uitzoeken, die per vrachtauto naar het station is gebracht. Om half zes vertrekken we. Het land ziet er niet zo aanlokkelijk uit als in Amerika. Er is nog erg weinig verlichting, en de huizen en stations zien er verwaarloosde uit. We zien ook door bommen beschadigde stadsdelen.

Om 12 uur komen we aan op het station bij een haven in de buurt van Londen. Hier moeten we eerst de douane passeren, en gaan dan aan boord van het schip "Mecklenburg". Om 4 uur is er thee en van 6 tot 8 uur wordt in ploegen gegeten. Hierna wordt het vreemd geld ingewisseld. We varen om half 4 de haven uit waar een marinefotograaf kans ziet een foto van ons te nemen.

Het laatste deel van de reis naar Holland is begonnen. Op de Theems hangt een koude mist, en de meesten zoeken dan ook hun verblijf op. Bij de monding van de rivier moeten we wachten op nog twee schepen om gelijktijdig over te steken in verband met mijnengevaar.

30 december. `s Morgens om 9 uur Hollandse tijd, of 8 uur Engelse tijd, varen we de pieren van de Nieuwe Waterweg binnen. Er hangt een zware mist en kunnen daardoor niet verder. Om 11 uur klaart het wat op en varen verder naar Rotterdam. Aan de kade zien we al veel familieleden staan. Van de Marine is voor de ontvangst een kolonel aanwezig die ons toespreekt. Bij het instappen in de bussen wordt chocolade en sigaretten aan ons uitgereikt. Daarna vertrekken we in colonne (bussen. luxe wagens en vrachtwagens) naar Doorn. De wegen zijn rustig, er is bijna geen verkeer.

In het kampement te Doorn krijgen we eerst eten, waarna begonnen wordt met de registratie en keuring. Om dit alles zo spoedig mogelijk af te handelen wordt doorgewerkt tot `s nachts 2 uur, waarna de eerste groep al naar huis kan vertrekken.

31 december. `s Morgens doorlichting voor onderzoek TBC en het verstrekken van gegevens over de tijd doorgebracht in krijgsgevangenschap. We krijgen distributiekaarten.

Om 3 uur vertrekken we met een paar man uit Doorn richting Friesland. Vanaf Roordahuizum over de zeer smalle weg naar Warga, met het pontje over het Prinses Margriet Kanaal, en dan `s-avonds om 7 uur aankomst in Garijp.

IX.Overzicht:
Van Japan naar Nederland

19 september 1945: per trein van Nakama naar Nagasaki

20 september: per boot van Nagasaki naar Okinawa.

25 september: per vliegtuig (B-24) naar Filippijnen.

26 september: per vliegtuig (Dakota) naar Manilla.

19 oktober: per boot (troepentransportschip "General A.W. Brewster") naar San Francisco.

12 december: per trein van Westkust naar Oostkust Amerika: van Oakland (bij San Francisco) naar New York.

18 december: van New York per schip ("Queen Mary") naar Southampton (Engeland).

29 december: per trein van Southampton naar Londen.

30 december: per boot ("Mecklenburg") van Londen naar Rotterdam

31 december 1945: per bus, jeep naar Doorn/Garijp.

X.Enkele bijzondere momenten

Ontnuchtering in het kamp te Makasar, 1942

In het krijgsgevangenkamp te Makasar is iedereen die moet gaan werken `s morgens vol spanning over de beslissing waar hij moet gaan werken. Iedere dag rukken er zo'n 500 man uit. De ene ploeg gaat puinruimen in de stad. Een andere moet huizen en tuintjes opknappen of tuinen aanleggen. Weer anderen worden uitgeleend aan de Japanse soldaten om voor hen allerlei werkjes op te knappen. En nu is het zaak om in de goede ploeg terecht te komen. Een ploeg die onder een wat soepel geleide persoon staat, met een werkje waar je niet in de gaten loopt. Je zou dan kunnen proberen om wat te eten te kopen, zoals ting-ting, pompaja of pisang.

Om zoiets te krijgen valt echter niet mee. De meesten moeten puinruimen, en dat is niet zo'n mooi werkje. Wel zijn in de verwoeste huizen mooie verborgen hoeken en gaten. Hier kan je dan in kruipen en je verstoppen. Ook kan je proberen ongezien handel te drijven met de Inlanders. De bewaker moet dit echter niet zien, want dan staat beide partijen een zwaar pak slaag te wachten.

Langzamerhand leer je echter wel het klappen van de zweep kennen. Een bewaker kan ook niet overal tegelijk zijn. En in de hete tropenzon voelen de "heren" er niet veel voor om maar steeds in het puin rond te lopen. Wanneer het voor hen veilig is, zoeken ze meestal vlug een schaduwrijk plekje uit om daar vandaan de werkende slaven te kunnen zien. Als er nu maar voor gezorgd wordt dat er steeds veel puin naar voren komt, dan vindt hij de zaak wel safe en kan er van ons zo nu en dan wel eens eentje tussenuit glippen voor het kopen van de zo begeerlijke etenswaren van de inlanders.

Deze keer hebben we echter een meevallertje: een van ons ontdekt tussen het puin een paar volle wijnvaten. Dit is een weelde die we in lange tijd niet hebben gehad. Wie had dit ooit kunnen bedenken? Nu is het zaak de bewaker er buiten te laten. Hier hebben we echter geen last van, omdat hij op straat in de schaduw zit. En we kunnen wel aan hem zien dat hij geen belang heeft voor wat er nog in de verwoeste en verbrandde huizen is achtergebleven. We zorgen er wel voor dat er steeds puin naar voren wordt aangevoerd, en de bewaker dus geen argwaan kan krijgen. Ondertussen gaat er telkens, om de beurt, een mannetje naar de tap. Er is al snel een kapotte fles gevonden die als drinkglas kan dienstdoen. En zo werken we dan verder onder het hete tropenzonnetje. Het is wel zwaar werk, maar de koele dronk is er bij. Er zijn jongens die in die tap extra veel plezier krijgen. Zelfs zozeer dat ze niet meer weten dat ze gevangene zijn, en dan soms wat te veel plezier maken. Dit moet steeds getemperd worden, omdat anders de bewaker er wel eens erg in kan krijgen.

Dan is het 12 uur. Voor velen een pak van het hart. Nu moeten we met z'n allen op de wagen en terug naar het kamp. Degenen die te erg beschonken zijn moeten wat tussen de anderen in. Alles komt goed en wel op de wagen, en nu terug naar het kamp.

Nu we beginnen te rijden is het echter een en al plezier op de wagen. Tot nog toe hadden we ons goed gehouden, nu breekt het echter los, en tot het kamp is het een en al gezang en gejoel.

Hier komt echter de ontgoocheling. Bij de kamppoort staat de gevreesde goudtant, de beul van het kamp, wijdbeens met de handen in de zakken, en een grijns op zijn gezicht.

We gaan van de wagens, de ergste klanten wat tussen ons in. We denken dat het nog wel goed zal aflopen. Jochida, de beul, beveelt echter om in het kamp aan te treden en in de houding te gaan staan. Nu moet iedereen die wijn heeft gebruikt uittreden. Dit gebeurt echter niet zo snel, want niemand heeft zin in een pak slaag. Zo nu en dan valt er echter toch iemand uit, die geen kans ziet om nog langer op zijn benen te blijven staan. Wanneer er echter na verloop van tijd niet genoeg mensen uit zijn gekomen, naar de zin van Jochida, gaat hij bij ieder langs om te kijken of hij naar drank ruikt. Wanneer dit het geval is wordt hij apart gezet.

De overigen krijgen nu ieder 5 stokslagen voor hun achterwerk, wat ze zeker nog wel een dag of wat zullen voelen. Deze kunnen dan gaan. Degenen die echter apart zijn gezet, dus het meest hebben gedronken, krijgen veertig stokslagen. Wanneer iemand flauw valt, wordt hij met water bijgebracht, net zo lang tot het aantal slagen vol is. En als de Jap die slaat moe wordt, dan is er wel een aflosser. Genoeg liefhebbers die hun krachten wel eens willen vertonen. Hierna moeten de gestraften looppassen om het kamp, iets wat vooral in hun toestand heel moeilijk gaat. Als ze op het laatst doodmoe zijn, worden ze opgesloten in de cel en mogen de eerste tijd geen eten hebben.

Het kerstfeest van 1942

Het zo ongewoon vuile en zware werk, lange werkdagen en de kou, is een zware beproeving. We hopen dat het Kerstfeest aan deze dagelijks terugkerende sleurgang enige verlichting zal geven. We zien deze dag dan ook met spanning tegemoet. Het zou dan toch een klein lichtpuntje kunnen geven in ons triest verblijf. De Japanse kampcommandant had de directeur van de werf gevraagd om op die dag de werkzaamheden voor ons een half uur eerder te laten beëindigen.

Die bewuste morgen gaan we iets anders dan gewoonlijk naar de werf. Iedereen verlangt naar de avond. In de eerste plaats is ons verteld dat we dan eerder terug mogen, en daarnaast rekenen we nog op iets extra's, al weten we wel dat dit in Japan nooit veel kan zijn. De teleurstelling komt echter `s avonds meteen: als we een half uur eerder het werk willen beëindigen blijkt dat dit niet wordt toegestaan. In het kamp was echter wel met vervroegde terugkomst rekening gehouden. Als we daar aankomen moet het warme maal (rijst en groentewater) dan ook koud worden genuttigd. Als toetje krijgen we nog een bak surrogaatkoffie met een stukje appel. Hieraan, en aan enige groene versiering in de kamers, merken dat de kampcommandant in ieder geval wel zijn medewerking heeft verleend.

`s Avonds gaan we allen, in grote overjassen gehuld, naar de op primitieve wijze verlichte koude binnenplaats. Hier luisteren we naar een Japanse predikant, die ons door middel van een tolk, een wel sympathiek aandoende predikatie laat horen. Hij spreekt de wens uit dat wij spoedig weer terug zouden keren naar degenen die ons dierbaar zijn. Na een Japans gebed vertrekt hij.

Hierna krijgen we gelegenheid om op deze koude winteravond op de binnenplaats kerstliederen te zingen. Het is een indrukwekkend geluid, deze kerstliederen in de openlucht op de eerste Kerstdag in Japans krijgsgevangenschap. Op velen maakt dit een diepe indruk.

Ook de volgende jaren werd steeds naar het Kerstfeest uitgezien. Maar het eerste Kerstfeest met de zang op de binnenplaats bleef het meest, als een lichtpunt in een donkere periode, in onze harten gegrift.

Kerstfeest in het Fukuokakamp bij Nagasaki

In het krijgsgevangenkamp zitten mensen van verschillende nationaliteiten. Iedereen denkt aan zijn eigen thuis en land, hier ver vandaan. Maar eens per jaar denken we aan hetzelfde. Het kerstfeest. Het brengt herinneringen naar boven, en geeft enige opwekking in het zo zwaar en moeilijk leven van de gevangenen. We zijn al blij bij de gedachte dat we misschien een halve dag vrij zouden kunnen krijgen. Dan zouden we in het kamp fijn beschutting kunnen vinden tegen de kou, en uitrusten. En misschien kunnen we ook met de vrienden proberen om kerstherinneringen op te wekken.

De kerstdag breekt aan. Het blijkt al dat de leiding niet van plan is om deze dag vrijaf te geven. Er moet immers hard gewerkt worden om de productie op te voeren! Was het maar voor de vrede. Maar het is juist het tegenovergestelde! Wat een wrange tegenstelling om op zo'n dag Kerstfeest te vieren.

In het kamp werd door de gevangenen van de interne dienst en de zieken wat groenversiering in de zalen aangebracht, wat een feestelijk tintje geeft.

De gevangenen die `s avonds van het werk terugkeren kunnen zich het kerstfeest wel inbeelden, zoals je dat wel van plaatjes kent. Het is een met sneeuw bedekt winterlandschap. We zijn echter te vermoeid om hier aandacht aan te besteden.

Als we in het kamp aankomen vallen we doodmoe op de slaapmatjes neer. Daarna halen we de rijst en het groentewater. Dan volgt de verdeling hiervan. Nauwkeurig wordt nagegaan of ieder wel een gelijke portie krijgt. Voorwaar geen feestschotel! Toch zien we er met verlangen naar uit, en is het in een ommezien verslonden.

Wat gesterkt door het voedsel wordt het idee geopperd om deze dag toch niet gewoon voorbij te laten gaan. De kampleiding staat ons toe om kerstliederen te zingen.

En `s avonds, voor het slapen, klinkt buiten op de binnenplaats, in het licht van wat lampen,: "stille nacht, heilige nacht". We komen van verschillende landen, maar het de kerst beleven we allen gelijk. Voor de meesten van ons een moment om stil bij te staan, en een verlichting op onze zo donkere en bijna hopeloze levensweg.